16 dingen die ik in 2020 niet meer tegen mijn kind wil zeggen

30.12.2019 05:00

Goede voornemens. Ze horen er toch een beetje bij zo tijdens deze tijd van het jaar. Renée heeft er wel één. Namelijk dat ze deze 16 zinnen nooit meer zegt. Omdat ze stom, onzinnig, opvoedkundig onverantwoord zijn. Of gewoon omdat ze, als ze het zegt, net haar moeder is.

Lees ook:  Deze tweeling werd letterlijk geboren met oud en nieuw

  1. “Ik tel tot 3.”
    Echt, serieus. Ik ben mijn moeder geworden.
  2. “Ik kom eraan.”
    Terwijl ik eigenlijk helemaal nog niet onderweg ben, maar iets af wil kijken op tv.
  3. “Loop eens door.”
    Weg met dat gehaast. Dan maar te laat. Hij moet de rest van zijn leven nog doorlopen.
  4. “Ik zei het toch.”
    Zó stom. Wat heeft hij er nou aan dat ik mijn gelijk probeer te halen?
  5. “Waarom doe je nou zo?”
    Dat vraag ik vooral wanneer hij totaal onhandelbaar is. Dan weet hij het zelf ook niet. Beter gewoon een knuffel geven want hier heb ik nog nooit een zinnig antwoord op gekregen.
  6. “We hebben geen ruzie, hoor.”
    Terwijl echt elke debiel doorheeft dat papa en mama dus wel ruzie hebben. Dat mag hij ook best zien, net als dat we het weer goedmaken.
  7. “Als je dat nog één keer doet, dan..”
    Vervolgens doet hij het áltijd nog een keer en maak ik mijn dreigement niet waar.
  8. “Laat mij maar even.”
    Terwijl hij het zelf wil proberen. Zijn jas dicht ritsen, zijn schoenen aandoen. Ik zeg het gewoon omdat het sneller gaat wanneer ik het doe. Houdt zijn onafhankelijkheid lichtelijk tegen, vrees ik.
  9. “Mama.”
    Als in de derde persoon. “Mama vindt jou lief.” Leuk bij een baby (nee, dan eigenlijk ook al vrij achterlijk) maar hij is vier en ik doe het nog steeds.
  10. “Voorzichtig!”
    Hoe vaak zou ik dat wel niet zeggen op een dag? Echt té vaak.
  11. “Dat is gevaarlijk.”
    Zelfde verhaal.
  12. “Het is niet belangrijk.”
    Mijn zoontje kan zich nogal opwinden over – in mijn ogen – onbelangrijke zaken. En dat zeg ik dan ook. Wordt hij woest van. Want in zijn ogen is het wel belangrijk dat er in die verpakking met stiften geen lichtblauw zit, alleen donkerblauw.
  13. “Rustig maar.”
    Mijn manier van troosten. Ik zeg het steeds weer, terwijl ik een snikkend kind op schoot heb. En iedere keer denk ik: het heeft geen zin. Als hij rustig kon doen, zou hij dat wel doen.
  14. “Zo hoort het niet.”
    Ik kan het niet aanzien wanneer hij Monopoly denkt te spelen door van de Kans-kaarten een kaartenhuis te bouwen. Of de Legotrein achterstevoren laat rijden. Loslaten. Laat dat kind lekker creatief zijn, mens.
  15. “Samen spelen, samen delen.”
    Wie heeft dat bedacht? Ik hou ook niet van delen.
  16. “Ik doe alles voor jou en jij..”
    Ik zeg het niet vaak, maar heb het weleens gezegd. Op zo’n moment dat alles wat je doet zo zinloos voelt. Niet eerlijk, natuurlijk. Het geeft mijn kind het gevoel dat mijn liefde iets is waar hij wat voor terug moet geven. Terwijl het natuurlijk hartstikke onvoorwaardelijk is.

Lees ook: Kerstmis voor- en nadat je kinderen had