De dag dat Vala naar de hel ging…

02.03.2019 18:30

Heel lang heeft Vala het succesvol weten uit te stellen: het bezoeken van een binnenspeeltuin. Tot het laatst een zondag de hele dag stond te pissen van de regen en de Terroristen elkaar om 09.00 uur ‘s ochtends al bijna hadden gewurgd met het gordijnkooord. Toen zat er niks anders meer op. En dus gingen Vala en Mario met de Terroristen naar Ballorig.

Lees ook: 15 Dingen die je dus niet wilt doen met een peuter.

De TomTom stuurt ons een treurig industrieterrein op. “Zitten we wel goed?” vraag ik me vertwijfeld af. Op de achterbank slaan de Terroristen elkaar de hersens in met Suske’s & Wiske’s, dus als we niet snel op de plaats van bestemming aankomen kunnen we gewoon direct rechtsomkeert maken, omdat ik dan geen kinderen meer heb. Maar we blijken toch goed te zitten en parkeren voor een grijzige golfplaten loods, waar hele colonnes chagrijnig kijkende ouders met kinderen in en uit lopen. Kan niet missen.

Eenmaal binnen ontvouwt zich voor mijn ogen mijn ergste nachtmerrie. We staan in een soort fabriekshal met viezig tapijt en van die formica tafels waarvan je herinneringen krijgt aan het Centraal Schriftelijk op de middelbare school. Aan die tafels zitten vaders, moeders, oma’s en opa’s achter stapels jassen en tassen en vrijwel allemaal met een plastic bakje slappe friet voor hun neus, wat schijnbaar de enige consumptie is die er te halen valt bij de plakkerig uitziende counter in de hoek van de hal. En dan zijn er natuurlijk nog de speeltoestellen. De overvloed aan fluorescerend gekleurde springkussens, ballenbakken, metershoge glijbanen en trampolines, bezaaid met gillende en stuiterende kinderen. De kaak van mijn zoon ligt op zijn enkels. “Ik geloof mijn ogen gewoon niet!” stamelt hij verrukt. “Ik ben in de hel” zeg ik tegen Mario.

Terwijl de Terroristen hun schoenen uit schoppen en op het springkussen duiken, zijg ik in pure ontzetting neer op een wiebelig stoeltje met zompige chipskruimels. Waarna ik tot mijn verschrikking moet toezien hoe mijn 3-jarige dochter langs een touwladder minstens 25 meter omhoog klimt richting een glijbaan die eruit ziet alsof het nog maar de vraag is of je er levend vanaf komt als je onder de 12 jaar bent. Ondertussen zie ik vanuit mijn ooghoek hoe mijn zoon zich als een soort ongeleid projectiel tegen een uit de kluiten gewassen rubberen pion aanstort, om vervolgens met een rotvaart naar achteren geslingerd te worden, een ander jongetje in zijn val meesleurend. De twee kletteren met hun schedels tegen elkaar op de grond en blijven even versuft liggen. Terwijl Mario er naartoe snelt, krijg ik op mijn inmiddels zweterige stoeltje een kleine hartaanval. We zijn nog maar een half uur binnen, maar ik weet nu al dat ik het pand niet zal verlaten zonder littekens op mijn ziel.

Bij een pitstop bij de toiletten, tussen de ballenbak en de horrorglijbaan door, blijken alle toiletten verstopt te zitten met dikke proppen papier en peuterpoep en is er nergens een verschoontafel te bekennen. Ik moet mijn dochter dus in een toilethokje op de koude, groen uitgeslagen tegels leggen en daarmee het risico lopen dat ik haar mee naar huis neem met een woekerende bilschimmel, want zelfs als er hier iets maar 5 seconden op de grond ligt (wat volgens de befaamde 5-seconden regel geen schade zou moeten opleveren) raakt het ontegenzeggelijk besmet met iets waarvoor zelfs een apotheek in Frankrijk nog geen afdoende zalfje zou verkopen.

Twee zenuwslopende uren later, smeek ik Mario (die inmiddels samen met Terrorist nr. 2 op een soort trampoline op steroïden salto’s staat te maken) of we alsjeblieft naar huis mogen. Terrorist nr. 1 duikt op uit een doolhof van rubberen stootkussens met een blauw oog en trekkend met zijn ene beentje. Als ik hem vraag wat er in godsnaam gebeurt is, wendt hij zijn hoofd af en stoot een paniekerig gejammer uit, waaruit ik afleid dat hij nog niet in staat is erover te praten, maar dat ik naar alle waarschijnlijkheid niet de enige ben die na deze ervaring wel een rondje therapie kan gebruiken. Ontgoocheld zitten we een kwartiertje later in de auto, de kinderen apathisch voor zich uit starend, muisstil, op de achterbank. In dat opzicht is de missie dus geslaagd. Dat dan weer wel.

“Dit doen we dus nooit meer!” roep ik tegen Mario als we ‘s avonds gegeten hebben en de kinderen, in verband gewikkeld en ingesmeerd met tijgerbalsem, in bed hebben gelegd. Getraumatiseerd vreet ik een hele doos bonbons leeg tijdens het Journaal (wat op zondag maar 10 minuten duurt) en laat Mario de knopen uit mijn gespannen schouders wegmasseren. Afgelopen week hadden ze op het plein van het kinderdagverblijf een springkussen neergezet. Ik ben gillend weggerend en heb Mario de kinderen op laten halen. De aanblik bracht alles gewoon weer naar boven. Ook al komt de moesson de komende weekenden naar beneden, wij gaan niet meer naar de binnenspeeltuin. Maar goed, het is inmiddels alweer maart, dus het kan niet lang meer duren voor de Terroristen gewoon weer lekker hun nek kunnen breken in het speeltuintje naast ons huis. Ja, gelukkig is het bijna lente.

Lees ook: Grondwet voor ouders met jonge kinderen.