Dilemma: Kies je wel of niet voor meer kinderen als je eerste een ‘zorgenkind’ is

02.04.2020 00:10

Vinca’s oudste heeft een zeldzaam syndroom. Dat doet een heleboel dingen met je kinderwens. Maar zoals zo vaak wordt gezegd: kinderen neem je niet, die krijg je. Dus zag Vinca to-taal niet aankomen wat de natuur voor haar in petto had. 

LEES OOK: Waarom ik eigenlijk wél een derde kind wil

Toen onze oudste geboren werd met een zeldzaam syndroom, moesten we natuurlijk even slikken, om daarna te schakelen en blijmoedig door te gaan. We stortten ons erin en waren vooral nieuwsgierig naar alle dingen die hij óns zou gaan leren. We besloten stap voor stap met hem te gaan leven. We doken enkel in de hoogst noodzakelijke materie van het syndroom en keken vooral naar hem als individu. We legden een persoonlijke lat, hadden onze handen er goed vol aan, maar genoten intens van het mannetje. Te ver in de toekomst kijken wilden we dan ook niet.

De wens naar meer kinderen hebben we altijd gehad en we voelden meteen dat we dit zorgkind wilden omarmen met een liefdevol en groter gezin. De stap naar een tweede kind was redelijk onbevangen. We gingen ervoor, kozen bewust niet voor prenatale testen, want het syndroom van onze eerste was, zoals ze dat noemden, een spontane mutatie en dus gewoon ‘pech’. Ik doorstond de tweede zwangerschap redelijk zorgeloos. Natuurlijk schiet af en toe door je hoofd: het zal toch niet zo zijn dat we nu ook nog een kind met Downsyndroom of een heftige ziekte krijgen…’ Door mijn werk als medisch redacteur voor onder andere de serie Kinderziekenhuis was ik realistisch en wist ik maar al te goed dat een gezond kind krijgen een groot cadeau is.

Onze dochter werd gezond geboren en de balans in het gezin was snel gevonden. We waagden ons zelfs aan een camperreis door Amerika mét baby én kind met medische handleiding. De omgeving vond ons stoer en wij waren opgelucht dat ons leven niet stilstond, ondanks een kind met een beperking. Terug uit de USA bleek onze tweede echter door voedselallergieën en een hardnekkige darmparasiet een flinke groeiachterstand te hebben en kwamen we ook met haar terecht in de medische mallemolen.

Langzaamaan werden we minder onbevangen en werd dat enthousiasme voor een groot gezin milder. Mijn partner en ik zaten daarbij niet op één lijn. Ik, kind uit een groot gezin, zag vijf kinderen altijd voor me als ideaal (what was I thinking!?), manlief vond twee een prima maximum. Het uitstellen van het onderwerp ‘derde kind’ begon. We presteerden het om er samen gewoon nóóit over te praten. Op feestjes dropte manlief dan soms doodleuk in een ‘kinderengesprek’ dat twee kinderen genoeg was, terwijl ik in mijn hart verlangde naar een derde. Niet zozeer omdat ik zin had in weer een zwangerschap, misselijkheid, uitscheuren bij een bevalling, maanden slecht slapen en inperking van mijn eigen werk als freelancer, maar wel voor onze dochter. Ik dacht namelijk (misschien naïef, maar goedbedoeld vanuit mijn moederhart): zij moet het als wij er niet meer zijn later ‘allemaal alleen doen’ die zorg voor haar broer. Ze heeft een zorgmaatje nodig.

Ik voerde gesprekken met betrokken en ervaren mensen om me heen. Onder andere met een zus van een verstandelijk gehandicapt broer, die geen reet bleek te hebben aan haar derde ‘gezonde’ broer. Hij keek niet naar zijn broer om. Ik kwam tot de conclusie dat ik wellicht idealiseerde, want misschien werd ons derde kind wel een egoïstische hork die geen boodschap had aan het broertje met extra zorg. Ik vond geen sluitend antwoord op mijn zorgen over de toekomst, voor zover je daar iets over kunt zeggen.

Langzaamaan nam ik afscheid van de gedachte van een derde kind, de – oneerbiedig gezegd –  ‘oudedagvoorziening´ voor onze zoon. We besloten voor de gemoedsrust om voor vlak mijn veertigste toch nog heel even te stoppen met de pil. Gewoon het om het lot een kans geven. Gek genoeg werden dat twee maanden van stress en paniek, want wat als ik straks ineens zwanger zou zijn! Ik moest er eigenlijk niet aan denken, vond het doodeng, we hadden onze handen tenslotte al best vol. Ik werd veertig en startte weer met de pil. Het was mooi zo. Ik had er vrede mee, we zouden wel zien wat de toekomst zou brengen.

Ik had het écht afgesloten, voor zover een vrouw het los kan laten geen kinderen meer te krijgen. Alle babyspullen waren de deur uitgedaan. Toen was daar ineens die spontane baby in mijn buik, die ondanks de anticonceptie toch bleek te komen. Ik was in de war, woest omdat het nu ineens gebeurde, terwijl ik het nu ‘niet meer wilde’. Ik was bang, want al 41, met alle verhoogde risico’s van dien. We vonden er uiteindelijk onze vrede mee én ons intense geluk (want wat is ze leuk en welkom!). Nu hebben we alsnog twee geweldige bijdehandte zussen die hun kanjer, maar eeuwig kwetsbare broer, betuttelen en koesteren. Garanties voor de toekomst krijg ik niet, maar ik geloof in de kracht van ons gezin. Ik hoop dat die twee meiden steun zullen hebben aan elkaar en hun bijzondere broer de rest van zijn leven zullen omarmen.

Lees ook: Liefdesbrief aan mannen die evenveel voor de kinderen zorgen als hun vrouwen