Jammer, de crèche is toch niet goed voor de weerstand!

04.11.2015 11:30

Sinds de oudste zoon van Philippine naar de crèche gaat, zijn de Snoetenpoetsers en flesjes Sinaspril niet aan te slepen. Ook zij en Reinier zijn bijna maandelijks de dupe van de hoeveelheid bacillen in huis die meegebracht worden door inmiddels twee crèchebezoekertjes. Maar, zo’n crèche is ook goed voor de weerstand, of toch niet?

Vroeger, dat wil zeggen: het tijdperk toen Reinier en ik nog geen kinderen hadden, waren we hooguit één keer per jaar, soms zelfs maar één keer in de twee jaar ziek. Dan lagen we een dag lang in bed, dronken we liters verse jus, gingen we op tijd naar slapen (en sliepen we de hele nacht door, dit is zeer belangrijk wil je echt goed uitzieken!) om de volgende dag weer fris en fruitig op te staan.

Lees ook: Wat je dus vooral niet moet doen als je ziek bent.

Die tijden zijn veranderd. Toen James 5 maanden oud was, ging hij voor het eerst naar de crèche. Al na een week had hij z’n eerste verkoudheid te pakken en een week later zaten we bij de huisarts voor een antibioticakuur (de kleine man had keelontsteking). Toeval of niet, als klap op de vuurpijl werden ook Reinier en ik gevloerd door hevige griep. En zo was ons hele gezin dus knock-out. Nog steeds herhaalt dit tafereel zich elke twee maanden (zeker in de winter), afgezien van de standaard snottebel die met elk crèchebezoek gepaard gaat, zo lijkt wel. En toen baby nummer 2 was geboren en hij liefdevol werd begroet (met snot- en kwijl kussen) door de oudste, had hij in zijn kraamweek dus al zijn eerste verkoudheid te pakken. Een record.

“Ah joh, zo’n crèche is goed voor de weerstand hoor!”, roep ik dan heel hard.  Maar jammergenoeg blijkt dat nu dus niet waar, volgens het RIVM. Dat de crèche een broedplaats van bacteriën is, moge duidelijk zijn. Tel de snottebellen er op een kinderdagverblijf maar eens op na. Uit onderzoek van het RIVM en UMC Utrecht is gebleken dat crèchekinderen twee keer zoveel kans hebben op buikgriep, dan kinderen die thuis blijven. En al die griepjes, oorontstekingen en verkoudheden die ze er oplopen, kunnen ze op de basisschool gewoon nog een keer krijgen. Het is dus onzin dat een crèchekind later een betere weerstand zou hebben dan een kind dat thuis blijft en de thuisblijvers lopen hun ‘ziekte-achterstand’ ook niet in als ze eenmaal naar school gaan.

Toch betwijfel ik dat laatste, als ik bedenk dat Reinier en ik sinds we ouders zijn ook om de haverklap met een pot thee en een strip paracetamol onder de wol kruipen. Wij zijn vroeger allebei niet naar een crèche geweest en nu toch telkens gevloerd. Maar misschien valt dit wel te wijten aan het (chronische!) slaapgebrek en zijn we daarom vatbaarder. Dat zou natuurlijk ook een hele plausibele reden kunnen zijn.

Bovendien is het hartstikke duur; al die kleine snottebellen. Niet alleen voor de ouders maar ook voor de Nederlandse staat. Crèchekinderen bezoeken namelijk twee keer zo vaak de huisarts en belanden twee keer zo vaak in het ziekenhuis met complicaties dan thuisblijvertjes. En dat kost de staat zo’n 25 miljoen euro per jaar. Oeps. Moeten we onze kinderen dan maar thuis houden en moet één van ons stoppen met werken? Dan hebben we wellicht minder snottebellen en oorontstekingen, maar dus ook minder geld in ons laatje én in dat van de Nederlandse overheid. Het blijft een lastige discussie. Maar ziektekiemen of niet, toch zou ik zeggen: lang leve de crèche.

Lees ook: Waarom zijn Nederlandse kinderen nou toch altijd verkouden? (Over snot, kots en poep).