‘Geen plek’ voor vluchtelingen, dus dan maar moeders met baby’s laten verdrinken?

03.09.2015 02:50

Gisteren plaatsten wij de inmiddels omstreden foto van de 3-jarige verdronken Aylan Kurbani, die aanspoelde op het strand van het Turkse Bodrum. De reacties waren niet van de lucht. Want: “Dit hoeven we toch niet te zien?”.

De confrontatie met de werkelijkheid is hard, blijkbaar te hard.  Want het doet pijn, zo’n stil, levenloos jongetje in het water. En toch gaan wij, hier, in het veilige Nederland, steeds meer klagen over de vluchtelingen. Burgemeesters zeggen dat asielzoekers ‘een beetje gevoelig’ liggen bij hun achterban en weigeren hen daarom op te nemen, ook als de staatssecretaris zelf belt. “Grenzen dicht!”, “Weg met die mensen!”, “Alsof wij het hier zelf zo makkelijk hebben!”. Maar, hébben we het dan niet makkelijk? Volgens mij wel. Ik hoef namelijk mijn baby niet boven water te houden en te vechten voor zijn leven en dat van mezelf, omdat mijn reis naar de veiligheid alles behalve veilig bleek te zijn.

Jij hebt ze toch ook gezien, al die foto’s van mama’s en papa’s, die met hun kinderen de grenzen overkomen? Gehuld in vieze en gescheurde kleding, met huilende en hongerige kindjes, die soms wel honderden kilometers hebben moeten lopen om bij die grens te komen. Midden in de nacht de zee over moeten in een rubberboot. En dan worden tegengehouden. Uitgeput, vies en verdrietig. Omdat wij ze niet binnen willen laten. Ik zit er met stijgende verbazing naar te kijken. En ik weet niet wat ik moet zeggen tegen mijn eigen kinderen, als ze mij ‘s ochtends de krant zien lezen en dus ook die foto’s zien.

“Mama, waarom ligt die baby in het water?” vraagt mijn zoon dan, verbazing in zijn oogjes. “En waarom kijkt dat kindje zo verdrietig?” klinkt er uit mijn dochters mondje, terwijl ze nog maar eens een hap van haar dik belegde boterham neemt. Tja, wat moet ik ze dan vertellen? Die twee blozende blonde kindjes, met hun dikke rode wangen. Die niet weten wat het is om te moeten lopen tot de bloedblaren uit je schoentjes knappen. Als je überhaupt al schoentjes hebt om al die kilometers op te lopen. Om honger te hebben, maar nog geen stukje droog brood van je ouders te kunnen krijgen. Om in een vreemd land onder een station te moeten slapen, op de grond, omdat eigenlijk niemand in dat rare land op jou zit te wachten. Hoe moet je zoiets uitleggen? Wie het weet, die mag het zeggen. Want ik weet het in ieder geval echt niet.

En wat ik nog veel meer niet weet, is hoe ik mijn kroost moet uitleggen dat er in Nederland steeds meer mensen zijn die vinden dat die kinderen maar weg moeten. Dat er hier in Europa geen plaats meer voor ze is. Dat er hier ouders zijn die hun kinderen vertellen dat hun gevluchte leeftijdsgenootjes maar beter om kunnen draaien aan de grens. Omdat wij hier al ‘vol’ zitten. En omdat wij toch zeker óók nog moeten eten. Dat ‘ze’ hier alleen maar komen omdat ze een uitkering willen. Van ‘onze belastingcenten’. Maar stel je eens voor dat jij dat bent, die mama in dat water, midden op de Middellandse Zee. Met haar verkleumde baby in in de golven, watertrappend om maar boven te kunnen blijven. Zou jij dan niet willen dat er iemand langs kwam met een reddingsboot, een warme deken en een beker soep? Zou jij dan niet hopen dat de mensen die níet elke dag in gevaar hebben moeten leven, de deuren van hun landen voor je openen en jou en je baby zouden binnen laten? Ouders van Nederland, draai de rollen nu eens om. Want wat als het jouw kinderen zouden zijn, daar in dat koude water, verwacht je dan niet stiekem ook een reddingsband? Nu zijn het niet jouw kinderen, maar betekent dat dan dat het er niet toe doet, wat er gebeurt met die van iemand anders? We ‘hoeven het niet zien’, al die ellende. Willen het niet weten. Maar vergis je niet, want ook dat wat je níet ziet, bestaat wel degelijk.

Als ouders weet je toch dat je alles doet om je kind in veiligheid te brengen? Dat je niet blijft wachten in een onveilig land, totdat de dood je kind komt halen? Dus dat je dan je spullen pakt en weg gaat, hopend dat het ergens anders beter is. Dat er daar een toekomst is. Voor jou, maar echt voornamelijk voor je kind. En dat er daar mensen zijn die hun armen open doen, in plaats van een pistool op je te richten. Ook in landen waar het dan misschien al best een beetje ‘vol’ is en waar de economie nog steeds een beetje in het slop zit. Maar gewoon, omdat we elkaar zouden moeten steunen, in tijden dat het moeilijk wordt. Samen het brood zouden moeten breken, ook als dat misschien een beetje schaars is. Als mensen en vooral ook als ouders. Want ik wil het beste voor mijn kinderen. En voor die van iemand anders. Jij toch ook?

PS. Een lezeres kwam met deze tip:
“Wil je je kind (7+) uitleggen wat de vluchtelingencrisis precies inhoudt? Gebruik dan ter ondersteuning de app van UNHCR. Helaas niet in het Nederlands, maar de beelden spreken voor zich… (Ook handig voor volwassenen die hulp kunnen gebruiken bij het ontwikkelen of vergroten van hun empathisch vermogen).”

Lees meer van Vala op haar eigen blog: Stadsmeisje op het platteland.