Niet doen: te lang denken aan de verschrikkelijke situatie van kinderen in de wereld (of toch wel?)

22.12.2014 14:00

Barbara hoorde op de radio dat 2014 een verschrikkelijk jaar was voor kinderen. Oorlogen, conflicten, verkrachting en slavernij. Ze was opeens heel dankbaar voor de wereld waarin onze kinderen leven. Maar ze was ook bang.

Ik reed laatst op een maandagavond met Felix (8) naast me door een donkere stad. Het was heerlijk warm in de auto. Het regende buiten, de ruitenwissers werkten hard, Felix mocht voorin zitten. We luisterden samen naar de muziek: All I Want For Christmas draaiden ze. Bij het stoplicht keek ik naar zijn kleine koppie, hij was lekker dromerig naar buiten aan het staren. Naar de fietsers, naar het voetbalveld waar jongetjes onder de felle lampen aan het spelen waren, naar het stoplicht dat rood stond.

Opeens maakte de muziek plaats voor het nieuws. De nieuwslezer vertelde dat volgens Unicef 2014 het allerslechtste jaar voor kinderen was geweest. Niet eerder in de recente geschiedenis zijn zo veel kinderen onderworpen aan wreedheden als ontvoering, verkrachting en slavernij. “Er werden kinderen in de klas doodgeschoten,” zei de stem. “Ze zijn wees geworden, ontvoerd, gemarteld, geronseld, verkracht en zelfs als slaven verkocht.”
Geschrokken keek ik opzij.
Wat zou Felix hiervan vinden?
Maar hij leek er niks van te horen, hij staarde nog naar de druppels op het raam.

In die stilte voor het stoplicht liet ik het mezelf toe om op me in te laten werken wat er net gezegd was. Meer dan 15 miljoen kinderen raakten dit jaar betrokken bij conflicten in onder meer de Centraal-Afrikaanse Republiek, Zuid-Sudan, Oekraïne en de Palestijnse gebieden. Momenteel leven wereldwijd 230 miljoen kinderen in landen en gebieden waar oorlog heerst.
Ik vocht tegen de tranen.
Opeens zag ik ze voor me, kinderen in modderige hokken die verkocht waren als slaven. Meisjes die verkracht werden door dorpsgenoten. Peuters zonder ouders die op vuilnisbelten scharrelen naar eten.
Pfoe. Dit moet ik niet te vaak doen, dacht ik nog.

Ik dacht aan mijn kleine Morris van nog geen 3. Stel je voor dat ik hem op straat zou zetten en dat niemand zich over hem ontfermt. Wat gaat hij doen? Hoe komt hij aan eten? Sluit hij zich aan bij andere kinderen? Hoe maakt hij duidelijk wat hij nodig heeft? Gaat hij dan wél slapen als niemand hem een verhaaltje voorleest?
Gelukkig werd het stoplicht groen en kon ik me op iets anders richten. Doorgaan, rijden, proberen aan iets anders te denken.
Maar ze zijn er. Ze bestaan. En het zijn er veel meer dan je denkt. Dan je kan weten. Dan je wilt weten.
Waarom doen we niks?

We doen met z’n allen aan goede doelen. Aan knuffels inzamelen. Aan gironummers. Aan BN’ers aan de telefoon. Aan Glazen huizen. En het leek me allemaal zo zinloos. Al dat geld dat we overmaken, en nog steeds al die miljoenen arme kinderen, overal, op de vlucht.
Ik maak al sinds Felix er is zijn kinderbijslag over aan een klein stichtinkje dat 1 schooltje runt in India, voor de allerarmste kinderen. Maar ook dat kwam opeens zo zinloos over.
Tuurlijk – het is beter dan niets doen. Ook geld overmaken naar welk goede doel dan ook is waarschijnlijk beter dan niks doen.
Maar er is geen bankrekeningnummer opgewassen tegen al die dode ouders, zwervende kinderen op vuilnisbelten, honger, verkrachting, handel.

Ik keek nog eens opzij, naar Felix, in deze warme en droge auto. We gaan zo aan tafel. Maar eerst mag hij nog even op de iPad een spelletje spelen. Zijn broertje is thuis, lekker bij oma op schoot. De kaarsjes zijn aan en de geur van eten vult de ruimte.
Vijf jaar geleden was er in Syrië ook nog geen oorlog en woonden kinderen nog gewoon thuis, bij hun ouders, en gingen ze naar school (ook al was er natuurlijk al een heel heftig regime aan de macht). Ik dacht aan mijn ouders, die in het puin van de Tweede Wereldoorlog zijn geboren.
Het maakte me heel sentimenteel.
Wat een geluk hebben onze kinderen.
Wat een geluk hebben wij.
Laten we hopen, en misschien zelfs bidden dat het altijd zo blijft.
En even, héél even, voelde ik het gevaar angstig dichtbij komen.

En nu wil ik heel graag weten: wie van jullie heeft het gevoel écht iets te doen? Waar moeten we zijn om serieus een poging te ondernemen om die kinderen te helpen? Hoe vechten jullie tegen dat gevoel van zinloosheid? Is er een plek waarvan jullie zeggen: ja, daar kan je een verschil maken!?

Ik wil het graag weten. Héél graag… Zet het op Facebook of Twitter, wie weet inspireren we elkaar.

 

 

Foto: Thinkstock.