Vrouwen werken per jaar een MAAND meer dan mannen (en ze zijn het zat)

27.04.2020 18:00

Luizen pluizen, broodtrommels pakken, vakanties boeken: moeders zijn nog steeds vaak de manager van het gezin, vaak náást hun baan. Daar mag verandering in komen.

LEES OOK: Vaders, ga er wat vaker uit ’s nachts (en red je relatie)

Het moeilijkste van het runnen van een gezin vind ik het enigszins eerlijk proberen te verdelen van de taken. Hoezeer mijn vriend en ik ook ons best doen een en ander evenredig te verdelen, in de praktijk komt het erop neer dat ik veel eerder dan hij doorheb wat er nog allemaal moet gebeuren en het dus meestal ook regel. Ik kook 6 van de 7 dagen, ik doe onze administratie, de was, het gros van het huishouden, de meeste zorg over de kinderen (hij heeft geen papadag, ik wel mamadagen), en omdat hij twee linkerhanden heeft neem ik ook klussen als gordijnen ophangen en de schutting schilderen voor mijn rekening. Sommige klussen besteed ik uit, maar dan ben ík degene die een klusjesman zoekt en langs laat komen – op míjn werkdag. Ook koop ik de cadeautjes voor kinderverjaardagen en crècheleidsters, plan ik bezoekjes aan basisscholen in, regel ik de oppas, constateer ik dat de melk bijna op is, dat we alvast na moeten gaan denken over naschoolse opvang, dat de kinderen uit hun kleren zijn gegroeid – en ga zo maar door. ‘Emotion work’ noemen we dit soort taken en vrouwen zijn er in het algemeen bedrevener in dan mannen.

Journalist Anne Dohmen schreef er een vlammend betoog over in NRC. 25 jaar geleden, schrijft ze, publiceerde de Amerikaanse socioloog Arlie Hochschild het boek The Second Shift. Ze wilde weten hoe gezinnen ermee omgingen dat nu ook vrouwen gingen werken. Wat ze ontdekte, noemde ze de ‘dubbele dag’: de vrouwen kwamen thuis van een dag werken, en konden daar opnieuw aan de bak, ditmaal met het huishouden en de zorg voor de kinderen. In totaal werkten vrouwen een maand per jaar meer dan hun mannen. ‘Een gestagneerde revolutie’, noemde Hochschild dat. De revolutie was dat vrouwen gingen werken, maar hun werkgevers, hun partners en de overheid veranderden niet echt mee. Nu is er in de afgelopen 25 jaar wel het nodige verbeterd: veel mannen nemen tegenwoordig bijvoorbeeld een papadag op. Maar uit recent onderzoek blijkt dat de vrije tijd van vrouwen minder leuk en ontspannen is dan die van mannen, constateert Dohmen in haar stuk. Vrouwen doen in hun vrije tijd vaak nog onzichtbaar werk: ze maken to-do-lijstjes, of vouwen de was op, terwijl hun man ontspannen op de bank hangt. Bovendien brengen vrouwen hun vrije tijd vaker door in gezelschap van de kinderen.

Zelf werd het me een tijd geleden bijna te veel. ‘Ik wil niet meer de kapitein op het schip zijn,’ zei ik zo ongeveer elke keer dat mijn vriend en ik samen bij de relatietherapeut zaten. Mijn vriend zei dan op zijn beurt dat ik hem te veel klussen toebedeelde en dat hij nooit eens rustig mocht zitten. Als ik er niet zo om zou zeuren, zou hij veel meer taken oppakken, zei hij, maar dan in zijn eigen tempo. Zijn motto: iets wat niet vandaag niet lukt, kan toch ook volgende week? Of volgende maand? Nu onze therapie is afgelopen, zijn we op zoek naar een nieuwe balans. Mijn vriend haalt uit zichzelf melk als die op is, en regelt een oppas als we uitgaan. En ik ben aan het oefenen met loslaten. Ik moet bekennen dat dat me niet makkelijk afgaat. Ik ben veel meer van de ‘liever nu dan later’-methode dan hij. Een vlek krijg je makkelijker uit kleding als je ‘m meteen even behandelt, de afwas wordt schoner als je meteen de machine aanzet, en als je de schutting niet schildert kun je over drie jaar weer een nieuwe neerzetten. Dat allemaal loslaten voelt voor mij als een ontzettend onhandige en uiteindelijk ook tijdrovende strategie. Toch boek ik voorzichtige succesjes. Laatst liet ik zomaar de ochtendafwas staan, die ik normaal altijd doe vóór ik aan mijn werkdag begin. Dat bleek mijn vriend die avond heel onhandig en vervelend te vinden – en de volgende ochtend deed hij het voor het eerst in maanden zelf.

Ik denk dat wij niet het enige gezin zijn dat worstelt met scheve verhoudingen. Meisjes worden vanaf hun jeugd al gestimuleerd om te zorgen en met poppen te spelen; er zijn zelfs kleine roze strijkplankjes en mini stofzuigers (of zijn er ook jongens die daarmee spelen?). Bovendien kregen de meeste van ons vroeger het traditionele voorbeeld thuis, met een vader die voornamelijk werkte en een moeder die voornamelijk zorgde. Niet zo vreemd dus dat wij vrouwen bedrevener zijn in ‘emotion work’. Het advies van mijn moeder en mijn schoonmoeder als het me allemaal boven het hoofd groeit is standaard: ‘Je moet hem meer ontzien.’ Hartstikke lief bedacht, vind ik, maar wie ontziet ons, de vrouwen? Niemand, en daarom zeuren we vaak meer dan we zouden willen. Het artikel ‘Women aren’t nags – we’re just fed up’ uit het tijdschrift Harper’s Bazaar ging niet voor niets viraal vorig jaar, zo haalt ook Anne Dohmen weer aan in haar stuk in NRC. Veel vrouwen zijn het zat en willen het traditionele rolpatroon doorbreken – maar eenvoudig is dat niet. Want als we dat proberen, dan zijn we aan het ‘zeuren’. De Nederlandse maatschappij is ook niet ingesteld op modernere verhoudingen, met de zuinige verlofregelingen en dure kinderopvang. Dus wie haalt om drie uur de kinderen van school, en gaat er ’s nachts uit als de baby huilt? Ik wil wedden dat dan in de meeste gevallen de moeders zijn.

Ergens vind ik het schrijnend dat er nog zo weinig veranderd is. Om nog even onze eigen situatie als uitgangspunt te nemen: ik ben hoger opgeleid dan mijn vriend en toch is híj degene die fulltime bleef werken toen de kinderen kwamen. Eerlijk is eerlijk: ik vind het ook leuker dan hij om voor de kinderen te zorgen en op de dagen dat het me lukt om alle ballen in de lucht te houden, vind ik het ook erg bevredigend. Maar wat me wel opvalt, is dat degene die parttime gaat werken, automatisch meer taken op zijn bord heeft liggen. Vrije uren opnemen op het werk van mijn vriend is eigenlijk geen optie, en dus ga ik op mijn werkdagen dan maar met de kinderen naar de tandarts of de dokter. Ik zou best meer willen werken, maar ik weet gewoon niet hoe. Nog meer werken wordt te duur, en ik denk ook niet dat ik het zou kunnen verdragen hoe al het ‘emotion work’ dat ik dan niet kan verrichten langzaam verwaarloosd raakt (of: ‘in een ander tempo’ gebeurt). Tot er betere regelingen komen, probeer ik dus maar alle ballen in de lucht te houden, en samen met mijn vriend op zoek te blijven naar een voor ons allebei haalbare balans in een maatschappij die nog altijd is ingericht op het jaren-vijftig-model.

LEES OOK: Vijftig procent van de moeders is zó uitgeput dat er een naam voor is