Waarom ons huis uit elkaar barst van het speelgoed

09.11.2019 18:30

Natuurlijk gunnen we onze hartendiefjes het beste, maar overdrijven we niet een beetje? Janneke ziet door de speelgoedberg het bos niet meer en vraagt zich af hoe het toch zo gekomen is.

LEES OOK: 15 Dingen die echt vreselijk zijn aan Al Dat Speelgoed

Laatst vertelde een collega mij dat zij en haar man een groter huis hadden gekocht. De belangrijkste reden: ze stoorde zich aan de enorme berg speelgoed in de woonkamer. In het nieuwe huis was een aparte speelkamer die aan de woonkamer vastzat, waardoor ze nooit meer zou hoeven struikelen over een loopfietsje. Het nieuwe huis was weliswaar twee keer zo duur als het huidige, maar dan had je ook wat. Een speelgoedvrije woonkamer! Ze klonk enorm enthousiast, dus ik durfde niet te vragen of het niet ook een optie was geweest om wat speelgoed de deur uit te doen. Bovendien, ik weet hoe dat gaat met speelgoed: als je de helft wegdoet, heb je een paar weken later minimaal diezelfde hoeveelheid weer terug, in een andere vorm. Het huis in gesluisd door lieve opa’s, oma’s, tantes en vriendinnen. Of omdat je toch zelf weer tegen iets aan liep dat je niet kon weerstaan omdat je zeker wist dat je hartendiefjes úrenlang zoet zouden zijn met dit object. Ikzelf koop dan weliswaar vrijwel alles tweedehands, dat neemt niet weg dat ook wij omkomen in de spullen. En niet alleen speelgoed trouwens. Het begon al met de enorme hoeveelheid hydrofielluiers, spuugdoeken, bijtringen, flesjes, zalfjes en badproducten die ik geacht werd aan te schaffen toen ik zwanger werd. Waarom verzamelen we in vredesnaam zoveel troep voor onze kinderen? Ik heb wat onderzoek gedaan en dit zijn de vier redenen.

  1. Er wordt minder samen gespeeld en meer alleen. Tot het einde van de negentiende eeuw bestond er helemaal geen speelgoed. Kinderen speelden met dingen die ze hadden gevonden of die in het huishouden werden gebruikt, zoals potten, lepels en bezems, maar vooral met andere kinderen. Daar waren er genoeg van, in het gezin zelf en in de buurt. Trouwens, de overtuiging dat kinderen moesten spelen, bestond nog helemaal niet. Kinderen kreeg je om voor inkomen te zorgen. Als er toch eens gespeeld werd, was dat altijd met speelgoed dat je sámen gebruikte: knikkers, vliegers, hoepels, ballen. Pas in 1931 hadden kinderen inmiddels zoveel spullen dat de president van Amerika verklaarde dat ze recht hadden op een eigen kamer, zodat ze ongestoord konden spelen. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de speelgoedproductie pas echt goed op gang en ontstond het speelgoed zoals we dat nu kennen: het soort dat een beetje eenzaam maakt omdat je er niemand bij nodig hebt, zoals Lego en puzzels, later nog opgevolgd door nog solistischer ‘speelgoed’: de tv, computer en de iPad. En in je eentje ben je nu eenmaal eerder uitgespeeld, dus kinderen van nu hebben meer speelgoed nodig om verveling te voorkomen. Iets wat de speelgoedbranche natuurlijk prima uitkomt.
  2. De reclame speelt in op ons gevoel een perfecte moeder te kunnen zijn. Dit is een uitvloeisel van de enigszins mislukte emancipatie – als ik dat zo mag stellen. Nog niet zo lang geleden mocht je als vrouw niet werken (mijn oma moest bijvoorbeeld nog haar baan opzeggen toen ze trouwde), en om te voorkomen dat vrouwen zich nutteloos voelden werd er ingespeeld om hun gevoel van expertise in het huishouden. In de jaren vijftig bestonden er voor het eerst zó veel huishoudelijke producten dat je je als vrouw kon ‘specialiseren’ binnen je beroep van huisvrouw: je kon immers kiezen tussen verschillende soorten schoonmaakmiddel voor de was, de vaat, de vloer, de muren, de gordijnen en de oven. Je werd geacht een onberispelijk huishouden te voeren en de reclamebranche benadrukte het belang daarvan. Verveelde je je als huisvrouw, dan moest je je gewoon nóg wat beter je best doen op het huishouden. Tegenwoordig spelen reclames en ouderschapslectuur op een andere manier in op het gevoel van vrouwen onmisbaar te zijn; ditmaal niet als huisvrouw, maar als thuisblijfmoeder. En wederom kun je je specialiseren, maar nu in allerlei soorten opvoeding én in het soort speelgoed en spullen dat je aanschaft voor je kinderen. Ga je voor overdadig en opvoedkundig, of voor hout en bewust? Wat je ook kiest, er wordt ingespeeld op ons gevoel een goede moeder te zijn. De babybranche heeft er belang bij dat we spullen kopen, dus wordt ons wijsgemaakt dat we een arsenaal aan babyproducten nodig hebben, zoals je vroeger niet zonder duizend schoonmaakmiddelen kon. Het speelgoed dat we kopen zou de fantasie van kinderen stimuleren en hun vaardigheden verbeteren. Terwijl je op zich natuurlijk meer fantasie nodig hebt om met een kartonnen doos te spelen dan met een pop die liedjes zingt in zeven talen. Noot: ik heb niks tegen thuisblijfmoeders, ik ben zelf ook het grootste deel van de week thuis. Maar dat ons een ideaalplaatje wordt opgedrongen door de maatschappij, vind ik dan wel weer een lastig verhaal (gelukkig zijn er sites als Me-to-We bij wijze van tegengeluid!)
  3. We hebben het gevoel dat onze kinderen vermaakt moeten worden. Kinderen groeien tegenwoordig op in kleinere gezinnen en hebben vaak een eigen kamer. Speelkameraadjes wonen verder weg. Gevolg: ouders hebben het gevoel dat ze hun kinderen moeten vermaken, ofwel door ze te overspoelen met speelgoed, ofwel door ze van de ene naar de andere activiteit te chauffeuren. Tijdens de vakanties plannen we zomerkampen zodat we even vrijaf hebben van onze eeuwige taak van entertainer. Of we zetten een filmpje op of duwen een iPad in hun handen zodra de kinderen zich vervelen. Waarom eigenlijk? Zelfs in mijn jeugd werd ik geen moment vermaakt door mijn ouders, en dat is toch echt nog niet zo heel lang geleden. Als mijn zusjes en ik ­ons verveelden, bood m’n moeder aan om dan maar een nuttig klusje voor haar te doen, en dan wisten we toch altijd ineens iets belangrijkers te doen. Die momenten van verveling waren achteraf de beste momenten. We lummelden wat, speelden op straat, of verzonnen iets creatiefs. Schijnt heel gezond te zijn – en niet alleen voor de kinderen.
  4. We durven onze kinderen niet meer naar buiten te sturen. Dit probleem hangt samen met het vorige. We durven kinderen niet meer aan hun lot over te laten, zoals vroeger wel gebeurde. Kinderen spelen minder buiten en fietsen of lopen minder vaak alleen naar school. We zijn de wereld meer als een gevaarlijk oord gaan zien. Het is drukker geworden op straat en er is minder toezicht omdat er meer werkende moeders zijn en dus minder mensen een oogje in het zeil houden. Het gekke is dat de wereld tegelijkertijd veiliger is geworden: er zijn overal veilige speeltuinen en het aantal misdrijven tegen kinderen is kleiner dan ooit. Wel komt het nieuws over zedenzaken nu veel meer naar buiten dan vroeger, waardoor het líjkt alsof de buitenwereld gevaarlijker is geworden. De wereldwijde aanslagen helpen vermoedelijk ook niet mee, ook al is de kans daar slachtoffer van te worden nog zo klein. Het gevolg van deze angst? We houden onze kinderen binnen met heel veel speelgoed. Zoveel speelgoed dat ons huis ervan uitpuilt.

Wat moeten we nou met dit hele verhaal? Dat weet ik ook niet precies. Ik weet wel dat ikzelf óók gevoelig ben voor de reclames die me ervan overtuigen nieuw speelgoed aan te schaffen voor mijn kinderen. Laatst stond ik voor het eerst van mijn leven in een speelgoedwinkel (zoals ik al schreef koop ik liever tweedehands), te dubben of ik niet toch eens iets níeuws moest kopen voor mijn kinderen. Tot de man naast mij tegen me zei: ‘Wat zullen we nu weer eens toevoegen aan de plastic soep?’ Toen ben ik maar weer snel naar buiten gelopen. Kort daarop zei een medemoeder tegen mij: ‘Ik koop geen speelgoed meer hoor, voor mijn tweede kind. Je kunt kopen wat je wilt, uiteindelijk spelen ze toch het liefst met een stukje papier.’
Dat vond ik best een verfrissende gedachte. Zou het mogelijk zijn met minder speelgoed te leven en onze kinderen weer wat vaker naar buiten te sturen? Dat scheelt dan meteen de aanschaf van een groter huis.

(Bron: Jennifer Senior, Maar je krijgt er zoveel voor terug. De paradox van het moderne ouderschap.)

LEES OOK: Stop oneerlijke kinderkleding! (Waarom je niet alles bij grote ketens moet kopen)