Waarom een tweelingmoeder grote behoefte heeft aan andere tweelingmoeders

15.12.2015 18:30

Janneke Jonkman is schrijfster (Soms mis je me nooit, Verboden te twijfelen) en sinds zeven maanden ook moeder van een meisjestweeling. Vandaag vertelt ze hoe fantastisch het is om met ‘lotgenoten’ te praten over je tweeling. Want moeders van één kind, nee, die begrijpen het toch niet helemaal.

Ik kwam in één week twee tweelingmoeders tegen in het park. Dat was best bijzonder, want ik zie vrijwel nooit iemand in dat park, maar tweelingmoeders en parken, die gaan blijkbaar goed samen. We waren zo blij om elkaar tegen te komen dat we meteen nummers uitwisselden. Sommige dingen kun je namelijk alleen met andere tweelingmoeders bespreken omdat zij de enigen zijn die het begrijpen. Moeders met maar één baby tegelijk (eenlingmoeders?) zeggen bijvoorbeeld: ‘Maar met één baby ben je ook heel druk hoor’, en dan denken wij stilletjes: waarmee dan? Eén baby lijkt ons namelijk een eitje, en inmiddels – na maandenlang creatief moederen door bijvoorbeeld voor de ene baby liedjes te zingen terwijl je de andere de borst geeft, of de ene troostend over je bovenbeen te draperen terwijl je de ander aankleedt, of ze ondersteboven boekjes voor te lezen terwijl ze tegenover je in hun wipstoeltjes zitten – zelfs een beetje saai. Als je maar één baby hebt, beschik je immers altijd over voldoende armen (tenzij je maar één arm hebt), en draagkracht (de draagdoek!) en kun je je kind als je geluk hebt ook nog af en toe aan je partner toevertrouwen (terwijl wij tegen hem zeggen: doe jij de ene baby, dan doe ik de andere). Natuurlijk, elke moeder is een heldin, ook de eenlingmoeders, maar soms geven ze tweelingmoeders tips als: ‘Waarom voed je niet op verzoek?’, of: ‘Elke avond een badje, dan slapen ze wel’, waar je als tweelingmoeder niet per se iets aan hebt.

Lees ook: Deze moeder baddert haar tweeling in de gootsteen, kijk hoe de baby links reageert!

Aan de andere kant: je bent algauw een heel tevreden moeder als je er twee tegelijk hebt gebaard. Als je de kraamtijd eenmaal hebt overleefd – die er meestal uit bestaat dat je na een keizersnede of bevalling plus complicaties voor twee premature baby’s moet zorgen, die extra zorg nodig hebben terwijl je eigenlijk zelf zorg nodig hebt – valt alles daarna wel mee. Je bent al best tevreden met één badje per week, of als ze allebei een keer tegelijk schone kleren aan hebben, of als je ze allebei bij je hebt als je op het consultatiebureau staat. Je hebt vrijwel nooit last van een schuldgevoel dat je tekortschiet als moeder (dat doe je toch wel en daar doe je niets aan) en je kinderen zijn na een tijdje extreem geduldig.

Oké, je weet even niet meer hoe je ooit weer fulltime moet gaan werken, ‘joggingbroek’ is je middle name en je vrienden en hobby’s zullen het voorlopig moeten stellen met enige vorm van verwaarlozing, maar dat alles bestrijd je met het enige middel dat blijkt te werken in het tweelingmoederschap: overgave. En die vertedering als ze hand in hand liggen te drinken of tegenover elkaar op hun buik liggend babybrabbels uitwisselen, de dubbele lachjes, vier armpjes die zich naar je uitstrekken als je ’s ochtends wakker wordt – dat krijg je er allemaal zomaar gratis bij. En daarom heb je de hele dag een glimlach op je gezicht, wat er weer in resulteert dat iedereen je aanspreekt als je met de kinderwagen rondloopt, hoewel dat misschien vooral te maken heeft met die dubbele babylachjes.

Over dat soort dingen spraken we, de tweelingmoeders en ik. Ik met twee meisjes in de wagen, de andere tweelingmoeder met twee jongens en de derde met een jongen en een meisje. Binnenkort gaan we een keer met z’n drieën wandelen. Of nee, even rekenen, met z’n negenen.

Meer lezen van Janneke Jonkman? Klik hier.

Lees ook: De tweelingzus van je moeder ontmoeten. Deze baby is totaal in de war!