De dagen zijn lang, maar de jaren zo kort – en hoe waar dat cliché is

04.08.2020 18:30

Als je middenin de tropenjaren zit, lijkt het eeuwen te duren. Je vraagt je af of het ooit makkelijker, beter, wordt. Maar dan is het opeens voorbij, zijn je kinderen groot. En vraag je je af waar de tijd gebleven is.

Mijn jongste dochter wordt binnenkort 4 jaar. Mijn baby is geen baby meer. Dat was ze natuurlijk al een hele tijd niet meer, maar de overgang van peuter naar kleuter markeert een belangrijke grens waar we overheen stappen. Voor haar, omdat ze dan een andere wereld betreedt: die van school, vriendjes, een eigen leventje krijgen. Voor mij, omdat ik dan officieel geen echt kleine kinderen meer heb. Tien tropenjaren heb ik inmiddels achter de rug. Het lijkt wel gisteren dat mijn eerste kind geboren werd en tegelijkertijd voelt het als een eeuwigheid geleden. De afgelopen jaren heb ik me vaak afgevraagd waar ik aan begonnen was. Hoe ik het in vredesnaam ging overleven. De gebroken nachten, het huilen, het constante zorgen en de constante zorgen. Er leek geen einde aan te komen. Maar plotseling is het stil. De storm die zo lang om mij heen raasde is gaan liggen. Terwijl het stof dat die storm heeft opgewaaid neerdwarrelt kijk ik om me heen. Zie ik mijn kinderen. Die opeens zo groot zijn. Zelfstandig. Die mij steeds minder nodig hebben. En naast trots overvalt me een groot gevoel van gemis. Mijn baby’s zijn er plotseling niet meer.

LEES OOK: Als ik geen kind had gehad, dan had ik het ook niet gemist.

Wittebroodsweken

De fase waarin wij nu terecht zijn gekomen noem ik de wittebroodsweken van het ouderschap. Geen echt kleine kinderen meer, maar ook nog geen echt grote, wat je in een soort opvoedingsluilekkerland doet belanden. Al die jaren liefdevol maar consequent zijn heeft zijn vruchten afgeworpen: mijn kroost zegt netjes alsjeblieft en dankjewel, ze kunnen met mes en vork eten en hun eigen kont afvegen. Ze hebben geen driftbuien meer en houden zich doorgaans goed aan de regels. Ze zijn vrolijk en gezellig en je kunt zowaar een coherent gesprek met ze voeren dat ook nog boeiend is. Puberhormonen hebben nog geen bezit van hen genomen, dus plotseling is het thuis altijd rustig en gezellig. Je kunt opeens weer af en toe een boek lezen en je soms zelfs een beetje vervelen, omdat de kinderen op hun eigen kamers aan het spelen zijn en er op jou geen beroep meer wordt gedaan. Het is een bevreemdende, maar ook bevrijdende ervaring. Alsof je na jaren oorlog uit de loopgraven gekropen komt, voorzichtig om je heen kijkt en ziet dat je de strijd gewonnen hebt.

Terug in de tijd

Het was met recht een marathon, maar eenmaal over de finishlijn, vind ik het opeens jammer dat de race gelopen is. Ik kijk over mijn schouder naar de lange weg die ik heb afgelegd en vraag me af of ik onderweg wel genoeg genoten heb. Of ik wel echt goed om me heen gekeken en alles wat ik tegenkwam in me opgeslagen heb. Ik weet dat dat niet zo is, want zoveel dingen kan ik me nu al niet meer herinneren. Hoe het was toen mijn kinderen nog baby’s waren, ik kan het niet meer terughalen. Ik wéét het nog, maar ik kan het niet meer voelen. Ik kan het me ook niet meer voorstellen, als ik nu naar ze kijk en zie hoe groot ze zijn. De dagen waren zo ontzettend lang, de afgelopen tien jaar, maar nu deze jaren voorbij zijn kan ik niet geloven hoe snel het is gegaan. Je weet niet wat je hebt, tot het het verdwenen is, zeggen ze weleens en dat is echt waar. Opeens heb ik drie prachtige, grote kinderen en een nieuw soort leven waar ik blij mee ben. Maar soms zou ik nog heel even terug in de tijd willen, om nog een keer in me op te nemen hoe het was toen ze nog klein waren.

De wijde wereld in

Mijn laatste baby is geen baby meer. Mijn laatste kuiken vliegt nu uit. Knipperend met haar ogen tegen het licht stapt ze voorzichtig onder mijn vleugels uit en voegt zich bij haar grote broer en zus. In plaats van mijn hand, pakt ze die van hen en stapt met hen de wijde wereld in. Ik sta erbij en kijk ernaar. Trots, zo trots, maar ook een klein beetje verdrietig. Het voelt als een nieuw begin, maar ook een beetje als een afscheid. Boven mijn hoofd is de lucht strakblauw. Er staat geen zuchtje wind. Het is stilte voor de storm. In de verte hoor ik al gerommel, van de naderende puberteit. Ik ga dus maar gauw genieten van de rust. Dat boek lezen en me vervelen. Het zal niet lang meer duren voor de volgende storm losbarst. En ik me weer tien jaar lang zal afvragen waar ik vredesnaam aan begonnen ben.

LEES OOK: Grote zorgen om ‘golf van burn-outs’ onder moeders door Corona.