De dag dat ik me (bijna) een normale moeder voelde

14.11.2019 18:30

In Jannekes hoofd bestaan ze: de normale moeders. En sinds kort is ze er ook een. Of toch niet?

Waarschijnlijk bestaat er helemaal niet zoiets als een normale moeder. Maar in mijn hoofd wel. O ja, en in de bladen. En op tv. Daar staan ze allemaal koekjes te bakken en liggen ze met het hele gezin in bed de krant te lezen en lopen ze met puike zwangere buiken rond in kekke jurkjes met een kleuter op hun arm. Nergens snot, vet haar, aangebrande koekjes of een aan kleine reepjes gescheurde krant te bekennen. Oké, misschien verwar ik ‘normale moeder’ met ‘ideale moeder’. Wat bedoel ik dan toch met normale moeder? Ik bedoel niet per se de eenlingmoeders tegenover de tweelingmoeders. Waarschijnlijk is het beeld in mijn hoofd ontstaan lang vóór ik kinderen kreeg en omvat het de moeders die af en toe toekomen aan gewone dingen, of ze nou één, twee of zes kinderen hebben. En onder ‘gewone dingen’ versta ik niet boodschappen doen, werken en het huishouden. Maar dus wel een keer een koekje bakken, of iets doen waar je zelf zin in hebt, terwijl je je kroost gezellig met je meesleept. Iets met verantwoordelijk moederen en een stukje vrijheid, opvoeden en laissez-faire, toekomen aan je gezin én aan jezelf.

Lees ook: 1o Soorten moeders die ik niet ben.

Altijd als ik een normale moeder probeer te zijn, stuit ik op praktische problemen. Bijvoorbeeld tijd. Vrijwel elk uur dat de kinderen slapen of zoet aan het spelen zijn, grijp ik aan om te werken. Best moeilijk om dat niet te doen als ZZP’er, met een hijgende Belastingdienst in je nek of je wel genoeg uren maakt. En dan is daar de kwestie oppas. Het eerste jaar zochten we er niet eens een, omdat we een vreemde niet durfden achter te laten met onze hongerige, huilerige tweeling – en nu de tijd rijp is voor een oppas, kunnen ze steeds niet. En dan is daar nog de uitdaging van het vervoer. Ja, in het weekend, als mijn vriend thuis is, dan komen we daar wel uit. Maar doordeweeks? In je eentje komt er zoveel kunst en vliegwerk kijken bij het vervoer van een tweeling, dat je al snel tevreden bent met een rondje in de kinderwagen. Waarmee je niet veel verder komt dan de dichtstbijzijnde speeltuin, en dan nog alleen maar als alle omstandigheden meezitten.

Maar nu heb ik sinds kort een moederfiets! Met een voor- en een achterzitje. Want daar zijn ze nu dan toch echt groot genoeg voor, nu ze het hele palet van zitten, staan en stapjes zetten onder de knie hebben. Dus elk uur dat ze niet aan het slapen of zoet aan het spelen zijn, kan ik ze nu op de fiets zetten. Nou, dat gingen we natuurlijk meteen in praktijk brengen. Het was wel even gedoe met één kind achterlaten in de box en het andere kind in het zitje vastsnoeren en dat kind vervolgens weer op straat achterlaten om kind 2 te gaan halen. Maar toen dat eenmaal achter de rug was, toen zaten we toch zomaar met z’n drieën op de fiets. Handje van kind 1 op mijn hand, handjes van kind 2 op mijn rug. En fietsen maar. Nou, toen voelde ik me toch een normale moeder joh! Heel trots keek ik om me heen. Had iedereen wel door dat hier een normale moeder voorbij fietste? Nee dus, want niemand kijkt op van een normale moeder. We waren volstrekt gewoon en onzichtbaar.

En toen werd ik overmoedig. Weet je wat? We konden wel ergens een tussenstop maken! Want anders fietsten we maar wat in het wilde weg, en dat deden normale moeders volgens mij niet. Ik besloot een tussenstop te maken op de ijsboerderij. Dat is – het woord zegt het al – een boerderij waar je ijs kunt eten. Nee, we vonden het helemaal niet erg dat het al herfst was, want het was mooi weer en we waren in ons hum. Bovendien verdiende deze zegetocht een bekroning. Zo gezegd, zo gedaan. Ik parkeerde de fiets bij de boerderijwinkel. Ik haalde kind 1 van de fiets af. ‘Blijf hier maar even staan,’ zei ik. Waarom ik dat zei, wist ik ook niet. Iedereen die dat wel eens tegen een eenjarige gezegd heeft, weet dat je net zo goed aan een olifant kunt vragen of-ie een stukje wil vliegen. Kind 1 kroopstruikelde dus vast de boerderijwinkel binnen terwijl ik kind 2 losmaakte, gilde dat kind 1 moest blijven staan en er intussen maar het beste van hoopte.

Toen ik binnenkwam had kind 1 zo’n dertig aardappels uit een kistje gevist en evenredig verdeeld over de vloer van de winkel. Terwijl ik ijs bestelde (1 bolletje voor ons drieën, ik maakte me geen illusies over het eten van meerdere bolletjes) en intussen commando’s uitdeelde aan kind 1 met kind 2 op de arm, stortte kind 1 zich op de appelsapflessen. Die kon je namelijk ook uit het rek trekken en dan heel hard op de grond zetten om te kijken of ze braken. De knul die het ijs schepte trok eens een wenkbrauw op en dacht (dat zag ik heus wel) dat ik een ontaarde moeder was. Ik probeerde kind 1 en 2 nog te bewegen om samen de boel weer op te ruimen, maar dat vatten ze op als een aanmoediging om nog meer spullen uit de rekken te trekken. Daarom vluchtte ik met bekertje ijs tussen mijn tanden en twee kinderen onder mijn oksels de winkel weer uit, in de hoop dat ijsknul de troep zou opruimen. Waarna we in het omheinde weiland gingen zitten, alwaar alle twee de kinderen op tafel kropen en daarop gingen staan en kijken hoever ze naar de rand konden lopen zonder eraf te vallen, en dat ijs, dat lustten ze trouwens helemaal niet. Maar ik mocht het ook niet opeten, want dan gingen ze heel hard brullen omdat ze het lepeltje wilden vasthouden. Dus: snel terug naar de fiets, kind 2 weer op de fiets vastsnoeren, terwijl kind 1 de drempel van de boerderijwinkel weer over klauterde om daar God weet wat voor schade aan te richten (ik hoorde ijsknul binnensmonds vloeken), en toen kind 1 bij de kladden grijpen en ijsknul bedanken voor zijn geduld en kind 1 vastsnoeren en toen met het zweet op mijn bovenlip en klotsende oksels en twee intens tevreden kinderen voor- en achterop de fiets weer huiswaarts te keren.

Misschien maakte dát me wel tot een normale moeder.

Hé psssstt… Wij hebben trouwens een geweldige Sint-tip voor je (schoon)moeder!

 

Lees ook: 10 Soorten moeders die ik best graag zou willen zijn (maar waarschijnlijk nooit word).