Oma vertelt: hoe ik als recalcitrante feministe zonder kinderwens een recalcitrante moeder werd

19.11.2018 18:30

Anna (70) is 48 jaar getrouwd met Beer (71), met wie ze een dochter heeft. Ze is oma van drie kleinkinderen. Als jong meisje verzette Anna zich al tegen de traditionele rolpatronen, tot grote ergernis van haar eigen moeder. Maar trouwen, kinderen krijgen en huismoeder worden? Anna kon niks ergers bedenken. En ze mag dan uiteindelijk wel moeder zijn geworden, eigenlijk denkt ze er nog steeds hetzelfde over.

Mijn moeder was 29 jaar toen haar eerste kind in 1937 werd geboren. Rijkelijk laat voor die tijd, maar het was crisis, mijn vader had na zijn militaire dienst geen werk en als je als man geen werk had, kon je geen vrouw betalen en ging je dus niet trouwen; het waren simpele tijden. Maar uiteindelijk wisten mijn ouders toch ruimschoots aan hun echtelijke plicht te voldoen: acht kinderen kwamen er, vier jongens en vier meisjes. Mijn moeder was weliswaar ruim in de veertig toen ze de laatste telg baarde, dus ja, het duurde even, maar toen had ze ook wat. Vanzelfsprekend werkte mijn moeder niet, of eigenlijk werkte ze zich de blubber, maar dan thuis. Maar dat telde natuurlijk niet, zo hoorde dat nou eenmaal. Dat was wat een goede vrouw deed. Een plicht die al haar dochters later braaf ook vervulden. Behalve ik. Ik was geen goede vrouw. Dat ben ik nooit geweest en ook nooit geworden. Tot grote wanhoop van mijn moeder. En ook al is ze inmiddels al bijna 20 jaar dood, ik vermoed dat ze zich uit pure frustratie over haar jongste dochter, het zwarte schaap, nog iedere dag drie keer omdraait in haar graf.

LEES OOK: Is het wel normaal om opa en oma zoveel te laten oppassen?

Ik was een vrolijk, maar recalcitrant kind. Dat had tot gevolg dat ik geen eindexamen mocht doen, van school af getrapt werd en moest gaan werken. Nergens bleef ik lang, want wat ik wilde wist ik niet. Het énige dat ik wist, is dat ik in geen geval een leven wilde zoals mijn moeder. Mijn hand ophouden bij mijn man en een zeelt kinderen aan mijn rokken, dank je de koekoek. Maar dat durfde ik niet te zeggen. Vanaf mijn 18e verjaardag mocht ik een deel van mijn salaris houden, zodat ik kon sparen. Voor mijn uitzet. Want, aldus mijn moeder, “Dat is handig als je straks gaat trouwen, dan zit je lekker in je spullen.” Als ik als na-oorlogs kind de waarde van geld niet met de paplepel ingegoten had gekregen, had ik die guldens van de weeromstuit door de wc gespoeld. Ik wilde helemaal niet trouwen. Ik wilde helemaal geen spullen. En ik had ondertussen een vriend die ook niet wilde trouwen en spullen wilde hij al helemaal niet. Dus dat kwam mooi uit. Mijn ouders dachten er anders over en verboden de relatie. Werd er niet getrouwd, dan werd er ook niet gevreeën. Dus trouwden we maar, snel snel in het stadhuis, met mijn jankende moeder op de achtergrond die maar bleef roepen dat dit de vreselijkste dag van haar leven was. Met recht een sprookjeshuwelijk dus. Ja, vroeger was alles beter…

Mijn man wilde wel kinderen, eigenlijk wel vijf, maar ik had hem al snel duidelijk gemaakt dat hij die op zijn buik (en dus niet ín de mijne) kon schrijven. Hij accepteerde dat, maar was ook gelijk de enige die dat deed. Onze omgeving vond het maar raar. Er was fysiek niks mis met ons, ik had toch zeker een baarmoeder, dus waar bleef dan dat nageslacht? Maar ik wilde werken en studeren, had plezier in mijn onafhankelijke leven en mijn vrijheden. Waarom zou ik die opgeven voor een gezin? Gelukkig waren het de jaren ’60 en ’70 en waren er meer vrouwen die er zo over dachten. En toen was ik 32 en kreeg ik tot ieders starre verbijstering (vooral die van mijn moeder, het heeft me zeker mijn halve zwangerschap gekost haar ervan te overtuigen dat dit niet een flauw geintje van mij was om haar de zoveelste rolberoerte te bezorgen) toch nog een kind. Maar alleen nadat mijn man ik alles hadden dicht getimmerd: ik zou niet in mijn eentje opdraaien voor de poepluiers en de flesjes. Voor de deeltijdbaan, de doktersbezoeken, het huishouden en het koekjes bakken en knutselen. Dus zo geschiedde. Mijn dochter is opgegroeid in een gezin waarin de zorg evenredig was verdeeld, waarin mijn man niet alleen op zondag het vlees sneed, maar gewoon elke dag. En het ook nog zelf bereidde trouwens, want ook koken was mijn eer te na. Nu ik 70 jaar ben kan ik zeggen dat ik het ouderschap nooit had willen missen, maar dat ik blij ben dat ik het bij één kind heb gehouden en nooit in de val van de traditionele rolverdeling ben gelopen.

Mijn leven lang heb ik tegen die rolverdeling gestreden en het verbaast me dan ook dat zoveel vrouwen er tegenwoordig weer in terugvallen. Dat het niet eens een val is waar ze zonder het door te hebben in lopen, maar dat ze gewoon vrijwillig in die valkuil springen. Soms lijkt het wel alsof we terug gaan in de tijd. Plotseling is het weer logisch dat zij inlevert als er kinderen komen en hij vrolijk verder gaat waar hij gebleven is. Maar neen dames, dat is het niet. Heb ik daarvoor op de barricade gestaan, mijn beha’s verbrand en geholpen abortusklinieken op te richten? Een kind krijgen, een gezin stichten, is geen romantische aangelegenheid. Het is op vele fronten een zakelijke transactie, waarover je afspraken moet maken. Een slimme meid onderhandelt op tijd, zodat zij zich gaandeweg niet geconfronteerd ziet met een wurgcontract waar ze spijt van heeft en niet meer onderuit komt. 70 Jaar nadat ik wars daarvan ter wereld kwam, heb ik nog steeds moeite met vrouwen die zich slaaf van hun gezin (hebben laten) maken. Trouwen, samenwonen, kinderen krijgen, hoe mooi ook, zijn nooit een reden voor het opgeven van je autonomie en je zelfstandigheid. Maar als we zo doorgaan in Nederland, zijn de boeken van Cissy van Marxveldt die wij zelfs in mijn tijd al hopeloos ouderwets vonden, plotseling geen gedateerde damesromans meer, maar keiharde non-fictie. Ik weet eigenlijk niet of ik wel wil dat mijn drie kleinkinderen, waaronder twee kleine meisjes, een rol gaan spelen in dat soort tuttige verhaaltjes. Maar zo langzamerhand zie ik het gebeuren dat ik op mijn oude dag die barricade weer opnieuw op moet. Dat zou toch zonde zijn, want ik ben net met pensioen. Dan kan ik nog steeds geen koekjes bakken en knutselen met de kleinkinderen. En dat hoort een goede oma wel te doen natuurlijk.

LEES OOK: Wie is die vrouw die zich oma noemt? Want mijn moeder herken ik er niet in terug.