Waarom ik steeds banger word dat mijn kinderen iets overkomt

20.10.2018 18:30

Vroeger maakte Vala zich nooit druk over de gevaren van het leven. Maar toen werd ze moeder. En hoe meer tijd er verstrijkt, hoe banger ze wordt dat er iets vreselijks zal gebeuren.

Vroeger dacht ik dat ik onoverwinnelijk was. Onschendbaar, mij kon niets gebeuren. Natuurlijk, om me heen en in de wereld gebeurden er aan de lopende band vreselijke dingen, maar dat was desondanks altijd een ver-van-mijn-bed-show. Dat overkwam ándere mensen, mij niet. En toen kreeg ik mijn eerste kind. Op het moment dat hij op mijn borst gelegd werd was het alsof iemand me met een hamer keihard op mijn kop sloeg. Opeens realiseerde ik mij dat ik van nu af aan ongelooflijk kwetsbaar was. Want dit kind, dit prachtige kleine mannetje, mocht nooit iets overkomen. Als dat wel zo was, zou ik daar nooit meer overheen komen. Zou de wereld vergaan. En zou het bovendien mijn schuld zijn. Dus het was mijn taak om ervoor te zorgen dat hij altijd veilig zou zijn. En tegelijkertijd wist ik ook dat ik die taak nooit zou kunnen vervullen. Omdat het leven grillig is en je nou eenmaal over heel veel dingen geen controle hebt. Want, shit happens. En opeens, alsof ik met een nieuwe blik naar de wereld om mij heen keek, zag ik die shit overal.

LEES OOK: Ja, je gaat echt op je moeder lijken (en waarom ik dat best eng vind)

Dat rotsvaste vertrouwen in het leven en in de wereld dat ik altijd had gehad, is nooit meer terug gekomen. Sterker nog, het is alleen maar verder afgenomen. Met ieder jaar en met ieder kind dat erbij kwam, ben ik banger geworden. Dat verbaast me, want je zou denken dat na de die eerste schok die de plotselinge verantwoordelijkheid van het moederschap met zich meebrengt de zekerheid en het vertrouwen wel weer terugkomt. Echter merk ik aan mezelf dat ik juist alleen maar angstiger wordt. De wereld als een steeds gevaarlijker plek ga zien. Het verbaast me ook, omdat het een kant van mezelf is die ik helemaal niet ken. Eigenlijk ben ik niet zo iemand die overal potentieel gevaar in ziet, die angstig wordt van nare berichten op het nieuws. Voorheen moest ik stiekem altijd eigenlijk een beetje lachen om mensen die zich zo snel de stuipen op het lijf lieten jagen, die niet in staat waren om de nare dingen die om hen hen gebeuren te zien voor wat ze meestal zijn: incidenten, ongelukken, onfortuinlijke toevalligheden. Maar nu opeens merk ik dat zelf nerveus word van berichten over terrorisme, uitbraken van virussen, en tragische ongevallen met kinderen. Moet ik mezelf soms echt tot de orde roepen omdat ik anders een soort doomsday prepper wordt. Want anders ga ik mezelf met mijn kinderen opsluiten in de kelder in afwachting van de Apocalypse.

Naar aanleiding van het vreselijke ongeluk in Oss waarbij vier kinderen om het leven kwamen schreef Nynke de Jong een column voor het AD die me deed realiseren waar mijn plotseling verworven angst voor het leven nou eindelijk vandaan komt. Het is dat luikje in je hart dat ze zo treffend beschreef. Dat luikje waarin de angst huist dat je kind iets overkomt. Dat luikje dat je dicht moet houden, omdat je anders overspoeld wordt door wat erachter schuilt en je dan niet anders kunt dan gek worden. Ik wórd soms ook echt bijna gek. Bijvoorbeeld van het nieuws dat het Meningokokken W. virus oprukt in Nederland. Bij alles wat ik daarover lees en zie op televisie slaat de angst me om het hart. Als ik denk aan het komende griepseizoen ben ik verschrikkelijk bang dat één van mijn kinderen gegrepen wordt door dit virus en het dan niet overleeft. Ook al weet ik dat de kans dat dat gebeurt heel klein is. Als ik in de metro zit onderweg naar mijn werk en ik zie een man met een Arabisch uiterlijk en een rugzak moet ik de neiging om bij de volgende halte direct uit te stappen onderdrukken. Ik wéét dat het schandalig is dat ik zo denk, maar ik zit bijna te wachten op de dag dat die aanslag komt en ik word opgeblazen in de metrotunnel. Mijn kinderen achterlatend zonder moeder. Sinds er een tijd geleden in onze wijk een 5-jarig jongetje ’s avonds zijn huis uit glipte en vervolgens verdronk in het slootje vlak achter ons huis check ik iedere avond voor ik ga slapen of mijn kinderen nog wel in hun bedjes liggen. Terwijl ik wéét dat er bij ons geen kind ongezien het pand kan verlaten. Ik wéét dat de kans dat er iets gebeurt heel klein is. Maar ik kan die angst zo vaak bijna niet van me afschudden, omdat sinds ik moeder ben een stemmetje ergens in mijn hoofd en in mijn hart schreeuwt dat de wereld een levensgevaarlijke plek is.

Terwijl het tegenovergestelde waar is. De wereld is juist veiliger dan ooit, dat is wetenschappelijk aantoonbaar. Zoals psycholoog Steven Pinker in zijn boek Enlightment Now ook zegt: we leven tegenwoordig langer, gelukkiger en veiliger dan ooit tevoren. Er is veel minder geweld en rampspoed dan in vroeger tijden. Het verschil is alleen dat de mensen er toen aan gewend waren en wij nu niet meer. Áls er nu dan eens iets ergs gebeurt, schrikken we ons daarvan helemaal dood en zet het voor ons gevoel ons bestaan op losse schroeven. Terwijl het in de meeste gevallen een kwestie is van domme pech. Een ongeluk zit in een klein hoekje, mensen worden soms nou eenmaal ziek of gaan dood en ja, om de zoveel tijd worden we aangevallen door mensen die kwaad in de zin hebben. Maar waar dat soort dingen vroeger eerder regel dan uitzondering waren, zijn het nu bijzonderheden. Wat ze, paradoxaal genoeg, veel enger maakt. Omdat we erdoor verrast worden. En als je het idee hebt dat je kinderen zomaar, op ieder moment van je afgenomen kunnen worden, dan ga je wel neurotisch over je schouder kijken in de hoop dat je het gevaar kunt zien aankomen voor het je van achteren bespringt.

Ik kan soms zwetend wakker worden omdat ik heb gedroomd dat mijn kinderen iets overkomt. De rationele wetenschap dat de kans veel groter is dat ze zonder al teveel kleerscheuren zullen opgroeien doet daar niks aan af. Die angst blijft en ik vrees dat die ook eigenlijk nooit meer echt te beteugelen is. Dat is de vloek van het ouderschap: het maakt je ongelooflijk kwetsbaar. Het pakt je je onschendbaarheid voorgoed af. Want je kunt heel veel te boven komen in het leven, maar als er iets met je kinderen gebeurt is er niks meer. Als ik kijk naar die drie van mij en ik probeer me voor te stellen dat ze er op een dag niet meer zouden zijn, moet ik bijna spontaan overgeven van ellende. De pijn die ik voel bij het denken daaraan alleen al, is zo groot dat ik niet weet wat ik zou doen als er daadwerkelijk iets met ze zou gebeuren. En het constant moeten leven met die angst is, ik denk dat alle ouders dat wel kunnen beamen, heel vermoeiend. Ooit zag ik eens een film waarin een kinderloze vrouw aan een moeder vroeg hoe ze daar in vredesnaam mee omging. “How do you that?” vroeg ze, “How can you live with that?”. En de moeder zei: “I don’t know. It’s painful and it’s terrifying. But there’s nothing else you can do than to just…do it.” En zo is het ook. Je draagt het met je mee, iedere dag weer. Het is er altijd. Eigenlijk zijn we allemaal iedere dag weer bezig om dat rottige luikje dicht te houden. En daar heb je al je kracht voor nodig.

Ik dank God op mijn blote knieën dat onze kinderen opgroeien in zo’n veilige wereld. Want er zijn genoeg ouders die hun kinderen moeten grootbrengen op plekken waar hun kinderen daadwerkelijk iedere dag groot gevaar lopen. De angsten die die mensen moeten doorstaan kan ik niet eens bevatten. Maar ondanks de bevoorrechte positie die ik heb, weet ik dat ik toch altijd bang zal blijven. Omdat het leven dus nou eenmaal grillig is. En hoe graag ik dat ook zou willen, ik heb nou eenmaal geen controle over alles in het leven. Het enige dat ik dus kan doen om mijn angstige gemoed een beetje te kalmeren is mijn kinderen iedere dag weer stevig vasthouden en blij zijn met iedere dag dat ik ze bij me heb.

LEES OOK: Waarom ik, als enig kind, blij ben dat mijn kinderen dat niet zijn