Het ondergeschoven kindje – het onvermijdelijke lot van de tweede?

12.02.2019 18:30
het lot van het tweede kind

Een eerste kind krijgen is een ongeëvenaarde gebeurtenis: alles is nieuw, spannend en onontgonnen terrein. Die eerste is alles en als ouders ga je daar volledig in op. Maar hoe zit dat als de tweede zich aandient? Is die net zo speciaal? Tweede kind zijn: vloek, of zegen? En waarom is daar zo weinig aandacht voor?

Toen ik mijn eerste kind had gekregen was het direct duidelijk dat er nog een zou komen. Eigenlijk was het niet eens een vraag die we onszelf stelden: willen we er nog een? Nee, er zou er gewoon nog een komen. Het was geen overweging, geen mogelijkheid, maar een gegeven. Waarom? Geen idee eigenlijk. Omdat dat nou eenmaal zo was. Omdat dat logisch was. Ofzo. Zoals dat voor de meeste mensen logisch is. Het gezin met twee kinderen is standaard in Nederland. Eén kind is geen kind, dat lijkt een beetje het nationaal credo. Kinderen moeten opgroeien met een broertje of zusje en met maar één kind ben je geen ‘echt gezin’. Het was toen onze tweede al in mijn buik zat dat ik opeens dacht: fuck, was dit wel zo’n goed idee? Want wat zou nog een baby doen met ons idyllische gezinnetje? Zat onze zoon eigenlijk wel op dit zusje te wachten? Hoe gingen we onze aandacht verdelen over twee kinderen? En vooral ook: wat was eigenlijk de toegevoegde waarde van nog een kind? Tenslotte hadden we het nu allemaal al eens meegemaakt en zouden we alles wat er nog zou komen eerder meemaken met onze zoon dan met onze dochter. Zij ging dus eigenlijk alleen maar in de herhaling. En wij konden iedere keer weer overnieuw beginnen, net als we ergens mee klaar waren. Dus, waarom zouden we dat eigenlijk willen?

LEES OOK: 10 Fouten die je niet meer maakt als je een tweede kind krijgt.

Staat de tweede 2-0 achter?

Diezelfde vraag stelde journalist en columnist Lynn Berger zich toen ze zwanger was van haar zoontje, haar tweede kind. Ze dook in de psychologie achter het tweede kind en schreef er een boek over: De Tweede. Is het namelijk niet vreemd dat er kasten vol zijn geschreven over het krijgen en het zijn van een eerste kind, maar dat de telg die die eerste opvolgt een beetje in het verdomhoekje terechtkomt? Als je zwanger bent van de eerste word je overladen met aandacht. Iedereen is blij, je wordt bedolven onder de informatie, adviezen, tips en trucs en is het kind er eenmaal, dan wordt het behandeld als de Messias die eindelijk zijn opwachting heeft gemaakt. Maar bij de tweede wordt het stil. Die is namelijk gewoon een herhaling van zetten en dat vindt niemand interessant. Zelfs de ouders eigenlijk niet. Of in ieder geval veel minder. Tijdens mijn eerste zwangerschap was ik negen maanden lang iedere dag bezig met het feit dat ik zwanger was. Ik beleefde die negen maanden intens en in opperste aandachtigheid. De tweede keer deed ik het erbij. Ieder zwangerschapssignaal dat mijn lichaam gaf kende ik al en daardoor vervloog er veel onopgemerkt. Soms bekroop me daardoor een knagend gevoel: stond mijn dochter, nog niet eens geboren, nu al 1-0 achter op mijn zoon? Nou, daar was ze dan mooi klaar mee.

Relaxed, maar niet succesvol

In De Tweede zoekt Lynn Berger uit wat het betekent om een tweede kind te zijn. Of je dan inderdaad ter wereld komt met een achterstand die je nooit meer inhaalt, omdat je het altijd af moet leggen tegen je oudere broer of zus, die doorgaans sterker, sneller, slimmer, beter is, simpelweg omdat hij/zij het voordeel van de jaren en dus de levenservaring heeft. Of je eronder lijdt dat je nooit het privilege van onverdeelde aandacht hebt gekend omdat je die aandacht altijd hebt moeten delen. En is het zo dat de numerieke plek die je in het gezin inneemt inderdaad bepaalt hoe je je zult ontwikkelen? Dat zou namelijk balen zijn voor al die tweede kinderen, aangezien aan hen het hardnekkige stigma kleeft dat ze weliswaar relaxed en minder neurotisch zijn dan hun oudere broers of zussen, maar ook minder slim en gedreven en daarom later vaak minder succesvol. Is het überhaupt eigenlijk wel leuk om op te groeien met een broertje of zusje? Ouders ‘nemen’ zo’n tweede toch vaak deels voor de eerste, omdat dat zo leuk en gezellig zou zijn en goed voor ontwikkeling. Maar is dat wel zo? Er zijn tenslotte genoeg broers en zussen die elkaar hun hele kindertijd de hersens in sloegen en we kennen allemaal de schrijnende verhalen van familieruzies op latere leeftijd en de gevechten om de erfenis als pa en ma de pijp uit zijn. Niet bijster gezellig allemaal, dus kun je dan niet beter gewoon lekker alleen zijn?

Vechten om aandacht en erkenning

Al deze dingen schoten ook door mijn hoofd toen mijn dochter onder mijn huid gestaag doorgroeide en binnen afzienbare tijd ons evenwicht zou komen verstoren. Zo voelde het namelijk toch wel een beetje toen dat plusje op de test verscheen en we dus niet meer terug konden. Wat hadden we onszelf aangedaan? Wat zouden we onze zoon straks aandoen? Niemand anders leek zich daar echter om te bekommeren. Dit kind zouden we er gewoon even bij doen en alles wat ik las over een tweede kind krijgen ging niet veel verder dan dat ‘moederliefde oneindig is’ en ik dus zou zien dat ik net zoveel van dit kind zou houden als van mijn eerste (wat, dat is wel waar, óók een zorg van mij was). Inmiddels is mijn tweede zes jaar oud en is zij zelfs opgevolgd door een derde. Nog steeds vraag ik me weleens af of mijn oudste dochter lijdt onder het feit dat zij die tweede is. Zij had niet die heel speciale primeur en ze is ook niet de baby die door iedereen schattig gevonden en vertroeteld wordt. Ze hangt er maar een beetje tussenin. Soms zie ik haar vechten om aandacht en erkenning en denk ik dat zij het inderdaad misschien wel moeilijker heeft dan haar broer en zus. Ik hoop dan maar dat we haar genoeg laten merken dat zij ook uniek is. Omdat zij zij is. Dat wij haar niet in het stereotype keurslijf van het tweede kind proberen te drukken door hoe wij met haar omgaan. Maar dat zij het individu mag zijn wat ze is.

Dat is namelijk de belangrijkste conclusie van De Tweede: dat het niet zozeer belangrijk is op welke plek in het gezin je geboren wordt, maar vooral of er aan die plek een bepaalde verwachting hangt. Dichten je ouders je bepaalde kwaliteiten en karaktereigenschappen toe omdat je toevallig het tweede kind bent, dan is de kans groot dat die verwachting je ook vormt. Het is een logische selffulfilling prophecy: als iemand maar lang genoeg uitdraagt, of het nou bewust is of niet, dat jij minder slim bent dan je oudere broer, dan ga je daar zelf in geloven en je ernaar gedragen. Dus ja, dan verword je heel snel tot de ’typische tweede’, terwijl dat misschien eigenlijk helemaal niet is wie je echt bent. Ik kan, na drie kinderen, alleen maar zeggen: ouders, geen paniek als dat tweede streepje op de test verschijnt. Dat tweede kind erbij, dat kunnen jullie. Het is anders dan de eerste, maar anders is niet slechter. En de kinderen worden er dus ook niet slechter (of beter) van. Ieder kind is uniek en brengt iets unieks in het gezin. Zolang je daar maar oog voor hebt, komt ieder kind wel tot z’n recht, op z’n eigen manier. Maar die tweede mag best ook weleens in het zonnetje gezet worden, want een beetje oneerlijk is het natuurlijk wel dat die met minder toeters en bellen ontvangen wordt dan de eerste. Daarom: hoera voor het tweede kind. Want ja, die eerste is hartstikke speciaal. Maar laten we eerlijk zijn: ook doodeng. Dus die tweede keer had ik een stuk minder hoge bloeddruk. En dat is heel wat waard.

LEES OOK: Waarom ik er soms van baal dat mijn tweede kind minder aandacht krijgt.

De Tweede van Lynn Berger verschijnt 19 februari bij De Correspondent. Bestel hem nu!