Toch is het iedere keer weer een wonder (ook als je niet zo zoetsappig bent)

18.02.2016 18:30

Vala is zwanger van haar derde kind. En daar doet ze lekker nuchter over. Omdat ze niet zo van het sugar coaten is en van termen als ‘wondertje’ en ‘samen zwanger’ altijd lichtelijk kokhalsneigingen krijgt. Want hallo, je bent gewoon zwanger, niet heilig ofzo! Toch? Of is dat een gevalletje van grote mond, maar toch wel een klein hartje…?

We zitten voor het eerst bij de verloskundigenpraktijk sinds we ontdekt hebben dat er een derde Terrorist in de maak is, Vriend en ik. Tegenover ons een gezellige blonde dame met een paardenstaart en een gekleurd sjaaltje om haar nek, die ons bijna liefkozend aankijkt. “Nou, hallo jongens” begint ze, haar stem roept bij mij de associatie met Dove chocola op: zacht, zoet en ietwat vettig. Ik kan me levendig voorstellen dat je met haar wel in je weeën wilt duiken. “Wat fijn dat jullie er zijn. Ik hoop dat we elkaar de komende 9 maanden tot steun kunnen zijn.” Naast me zie ik Vriend enigszins onthutst kijken en ook ikzelf wentel me wat ongemakkelijk in dit bad van liefde. Ons nuchtere gemoed moet al deze warmte even verwerken.

Lees ook: Hoor wie klopt daar kinderen…?

Ik vertel over mijn vorige zwangerschappen en bevallingen en word af en toe onderbroken door wat gelukzalige kreetjes van de verloskundige, die het doet voorkomen alsof ik geen kinderen, maar zeldzame diamanten heb gebaard. Als ik mijn verhaal heb gedaan, krijgen we een echo. Op het schermpje zien we een stuiptrekkende vlek met stompjes door mijn baarmoeder zweven. Ons kind. Blijkbaar. Ik zie het, maar het blijft onwerkelijk. Ik werp een blik op mijn nog platte buik en dan weer op het scherm. De twee beelden zijn niet goed met elkaar te verenigen. De verloskundige verkeert echter in een soort staat van extase. “Wat heerlijk! Oh, wat prachtig, hè jongens?!” roept ze, lichtjes heen en weer springend. “Het is toch iedere keer weer een wonder.” Ik knik en probeer zo breed mogelijk te glimlachen. Een wonder? Nou nee, denk ik, meer gewoon de natuur.

Maar ik ben blijkbaar de enige die er zo over denkt. Iedereen in mijn omgeving is namelijk net zo extatisch over wat nu nog een soort kruising tussen een cashewnoot en een garnaal in mijn buik is, als de verloskundige. Mijn beste vriendin (overigens bewust kinderloos) is in gedachten al kleine roze jurkjes aan het kopen (ze heeft besloten dat het een meisje is), Vriends moeder barstte bij het nieuws in huilen uit en het eerste gefriemel aan mijn buik van lyrische kennissen heb ik al moeten ondergaan. Iedereen vindt het inderdaad ‘een wonder’. En ik? Ik zit op de bank, starend naar die buik waaraan nog niks veranderd is en kan alleen maar denken: “Toch jammer dat ik nou geen filet Americain meer mag.”

Een paar weken later zit ik op kantoor, verzonken in het tikken van stukjes. Naast me zitten mijn collega’s ook over hun laptops gebogen. Het is doodstil aan tafel. En dan, opeens, beweegt er iets in mij. Van heel diep van binnen komt plotseling dat eerste teken van leven. En ik weet het meteen, want als je eenmaal een keer zwanger bent geweest, herken je dat gevoel. Mijn hand schiet naar mijn buik en meteen komt er weer een klopje uit de diepte. Alsof er klein vlindertje tegen mijn vingers aanvliegt. “Ik voel de baby!” flap ik eruit en aan tafel begint iedereen te gillen. “Ja, je doet wel stoer, maar nou zit je toch te janken” grinnikt Femke en inderdaad, ze heeft gelijk. Ik knipper tranen weg uit mijn ogen en tik verder met één hand. De ander rustend op mijn buik. Mijn buik, waaraan je nog steeds niks kunt zien. Maar waarin ik nu toch echt gevoeld heb, dat ik plotseling met zijn tweetjes ben.

Nu zit ik ‘s avonds op de bank, stiekem te wachten tot mijn Stipje klopt. Zodat we samen even kunnen praten, ookal zeggen we nog niks tegen elkaar. Dan moet ik telkens even lachen als ik dat gevlinder voel en soms ook stiekem een klein beetje huilen. Omdat het toch wel heel bijzonder is, dat er binnen in mij iemand woont. Dat ik iemand met me meedraag, iemand die ik over een tijdje vast mag houden en mag knuffelen. Iemand die ik niet meer weg kan denken uit mijn leven, omdat hij (of zij, wat zou het zijn?) nu al onlosmakelijk met mij verboden is. Ik denk aan mijn zoete verloskundige en kan niet anders dan haar stilletjes van binnen toch maar gelijk geven. Want ja, ik kan het niet ontkennen: het is toch iedere keer weer een wonder. Maar ssst…dat heb ik niet gezegd, hoor.

Lees ook: 14 Keer het allerleukste aan zwanger zijn.