Waarom je (dus echt!) geen spijt hoeft te hebben van hoe je bent bevallen

03.08.2021 18:00

Janneke hoopte dat ze natuurlijk zou bevallen, maar kreeg een keizersnede. En daar baalde ze achteraf wel van. Maar toen schoten haar de wijze woorden van de zwangerschapshaptonoom te binnen.

Ik weet nog dat ik, toen ik een jaar of zes was, een vrouw op het strand zag met een flink litteken op haar buik. Ik vroeg aan mijn moeder wat dat was, en volgens mijn moeder (die verpleegkundige was), was er een baby uit haar buik gesneden. Die woorden gebruikte mijn moeder waarschijnlijk niet, maar dat is wel wat me is bij gebleven. Ik vond het verschrikkelijk voor die vrouw! Opengesneden omdat er een baby uit moet. Ik kon alleen maar vurig hopen dat zoiets mij nooit zou overkomen.

Lees ook: Dit moet je weten als je (misschien) een keizersnede krijgt.

Dertig jaar later ging ik zelf onder het mes. Met twee baby’s die beiden verre van gunstig lagen (baby 1 in stuit en baby 2 dwars), was dat de veiligste keuze. Baby 1 verkeerde sowieso al niet in topconditie en er was een aanzienlijke kans dat het voor baby 2 alsnog een keizersnede zou worden, omdat je een dwarsligger er met de beste wil van de wereld niet altijd uit krijgt. Toch aarzelde ik. Ik had al volledige ontsluiting en persdrang en mijn hele lichaam schreeuwde eigenlijk om een natuurlijke bevalling. Ik mócht natuurlijk bevallen, als ik dat persé wilde. Met grote nadruk op dat persé, want echt toegejuicht werd het nou ook weer niet. Op advies van de gynaecoloog en afgaande op een vaag gevoel van ongerustheid koos ik dus toch voor de keizersnede.

Later heb ik me regelmatig afgevraagd of dat nou wel de beste beslissing was, ik vroeg jullie zelfs nog wat jullie gedaan zouden hebben. Ik bleef ergens toch het gevoel hebben dat ik gefaald had op het vlak van bevallen. De reacties die je krijgt als je zegt dat je een keizersnede hebt gehad, variëren doorgaans van ‘mazzelaar’, tot iets wat nog het meest lijkt op mijn eigen reactie als zesjarige. Daar werd ik al niet heel vrolijk van en dan was er ook nog die onbewuste overtuiging dat mijn lichaam me in de steek had gelaten. Ik vertrouwde al jaren op dat lichaam en nu had het niet gedaan wat ik zo graag had gewild, en bovendien herstelde het voor geen meter (voor wie pas net aanhaakt hier: het litteken ging ontsteken en ik was er nog máánden zoet mee).

Het gevoel dat ik op het moment suprême misschien toch niet de juiste keuze had gemaakt, is nog lang blijven hangen. Maar toen schoten me laatst ineens de woorden van mijn zwangerschapshaptonoom te binnen van bijna twee jaar geleden. Het was rond week 32 van mijn zwangerschap. Kind 1 – dat de hele zwangerschap netjes in hoofdligging had gelegen – was net lastminute in stuit gaan liggen, in een fase waarin er feitelijk niet eens meer ruimte was om te draaien, dus het moet een hele toer geweest zijn. De haptonoom zei daarover: “Soms doet een kind dat omdat het aanvoelt dat natuurlijk bevallen geen optie is. Bijvoorbeeld omdat de navelstreng om het nekje zit, of omdat het niet sterk genoeg is voor een bevalling. Het gaat dan anders liggen om een natuurlijke bevalling te voorkomen.” Ik kon me daar wel iets bij voorstellen, hoewel mijn ongeboren kinderen voor mij toen vooral nog heel abstract waren. Als ze me had verteld dat er twee konijntjes in mijn buik zaten, had ik het waarschijnlijk ook geloofd.

De woorden van de haptonoom zijn echter wel ergens in mijn achterhoofd blijven hangen en pas nu besef ik hoe wáár ze waarschijnlijk waren. Omdat ik steeds meer begin te zien dat mijn kinderen twee individuen zijn met een heel sterke eigen mening. Nu mijn kinderen in de nee-fase aan het belanden zijn, is dat duidelijker dan ooit. Ik kan dan wel van alles willen, zíj willen ook van alles. En dat strookt niet altijd precies met mijn plannen. Dwarsliggen is inmiddels hun middle name, en ik doe niet anders dan schipperen tussen hun wensen en die van mij. Waarom zou dat anders zijn geweest toen ze nog in de buik zaten? Omdat ik toen zogenaamd de controle had, omdat het mijn buik was? Inmiddels ben ik ruim anderhalf jaar moeder en weet ik: je hebt als moeder over maar weinig dingen controle. Over of de borstvoeding al dan niet slaagt bijvoorbeeld, over wanneer je kinderen gaan doorslapen en of ze wel of niet van geprakte broccoli houden. En hetzelfde geldt voor je bevalling. Je kunt van alles bedacht hebben van tevoren, je een ongeluk hebben gepuft op zwangerschapsyoga en het hele oeuvre van Beatrijs uit je hoofd hebben geleerd, je kind kan toch een stokje steken voor jouw bevallingsplan. Want hij wil helemaal niet in een warm bad bij kaarslicht bevallen, maar in de lift van het ziekenhuis. Of een maand te vroeg, terwijl je verlof nog nauwelijks is ingegaan. Of op de operatietafel. Dan kun je hoog en laag springen als moeder, je kind doet toch waar het zelf zin in heeft.

Dus: ja, ik wilde graag natuurlijk bevallen. Ja, mijn lichaam had er ook zin in. Maar er was – vermoed ik – minimaal één kind dat daar anders over dacht. Daarom was het zo’n lastige beslissing in die laatste paar minuten voor hun geboorte. Kon ik voorheen gewoon afgaan op mijn eigen gevoel, nu moest ik een afweging maken tussen mijn gevoel én dat van mijn kinderen. Die bevalling die toch een keizersnede werd, was eigenlijk een voorproefje van het moederschap zelf.

Daarom heb ik inmiddels geen spijt meer van mijn keizersnede. Het was misschien een compromis, eentje waar mijn lichaam het volgens mij niet mee eens was, waardoor het uit pure frustratie ook nog eens ontstoken raakte. Maar het was wél een compromis waar ik twee gezonde kinderen aan overhield. En een wijze les uit leerde. Namelijk dat je de controle kwijt bent vanaf het moment dat je naar dat witte staafje met die plus aan het staren bent. En dat je die ook nooit meer helemaal terugkrijgt. Maar dat dat helemaal niets uitmaakt, omdat je er van die fantastische kinderen voor in de plaats hebt gekregen.

Lees ook: Wat mensen denken (en zeggen!) als je met een keizersnede bent bevallen.