Waarom ik voorlopig niet meer op vakantie ga met mijn kind

23.12.2016 00:10
Waarom ik voorlopig niet meer op vakantie ga met mijn kind

Vala was onlangs een week in Duitsland met alledrie de kinderen. En dat was hard werken. Vooral met haar zoon, die autisme heeft. Want vakantie vieren met een autistisch jongetje, dat is niet bepaald relaxed.

Toen mijn zoon bijna 3 jaar oud was, gingen zijn vader en ik voor het eerst met hem op vakantie. Niet ver weg, maar lekker veilig naar een vakantiepark in Nederland. Gewoon, een weekje in een huisje in het bos, lekker niks doen, lekker bijkomen. Dachten we. Want hoe mooi de theorie ook leek, in de praktijk was er weinig lekkers aan. Ons jongetje trok dat namelijk helemaal niet: weg van huis, weg van zijn routine. Alles was anders en dus zakte de grond voor zijn gevoel onder zijn voeten weg. En zaten wij met een driftig kind, dat niet sliep, helemaal niks wilde en vervolgens na een paar dagen ook nog eens een gat in zijn hoofd viel in de speeltuin, omdat hij zich zo ontzettend druk stond te maken. Nooit meer, zeiden we tegen elkaar en reden twee dagen eerder dan gepland met piepende banden weer naar huis. Maar, omdat in het verleden behaalde resultaten nou eenmaal geen garantie bieden voor de toekomst, hoop je stiekem toch dat het beter wordt.

Lees ook: Als je niet met je kind kunt opschieten.

Daarom gingen Mario en ik laatst met drie Terroristen richting onze Oosterburen, voor een weekje vakantie in de natuur. Want, inmiddels is mijn zoon weer drie jaar ouder, dus zou het dit keer vast wel lukken. Hoe we het uiteindelijk een hele week volgehouden hebben is mij eigenlijk een raadsel, want na één dag was ik al klaar om rechtsomkeert te maken. Hoe goed voorbereid we mijn zoon ook hadden, vakantie is gewoon nog steeds geen feestje voor dat arme kind. Helemaal hyper stuiterde hij door het idyllisch Duits chalet, ogen wijd open gesperd en fladderend als een jonge vogel die naarstig probeert uit te vliegen. Terwijl Mario de tassen stond uit te pakken keek ik naar mijn zoon en wist meteen al: dit wordt een hele, héle lange week.

En zo geschiedde. Ja, we hebben het ook heus wel leuk gehad. Zijn op pad geweest, hebben apfelstrudel gegeten en mooie wandelingen gemaakt. Maar het was vooral keihard werken om mijn zoon in het gareel te houden. Hem te kalmeren, corrigeren en dirigeren. Omdat hij anders het vakantiehuis, de bierstubes en zijn kleine zusjes afbrak. En zichzelf ook trouwens, want zijn wallen werden iedere ochtend dieper. Vakantie moet voor kinderen iets leuks, iets bijzonders zijn. Maar voor mijn zoon is het eigenlijk vooral iets engs en iets gestressts. Niet dat hij de middeleeuwse kastelen die we bezocht hebben niet mooi vindt, in tegendeel zelfs, hij vindt het prachtig. Maar het is gewoon teveel. Teveel van het goede, dat voor hem dus helemaal zo goed niet is. Wat ik hem zo graag wil geven, maar waar hij eigenlijk helemaal niks aan heeft.

Meerdere keren ben ik ‘s avonds stilletjes huilend in slaap gevallen, omdat ik er zo van baal. Van het feit dat het mijn zoon blijkbaar niet gegund is om vakantie te kunnen vieren, terwijl ik hem zo graag zou willen laten ervaren hoe leuk dat eigenlijk kan zijn. En van het feit dat wij als gezin dus gewoon echt niet een keer lekker weg kunnen, dat een normale vakantie zoals normale gezinnen die hebben er voor ons dus niet in zit. Want ik verlang daar zo naar, maar waarom zou ik mijn zoon dat aandoen, als ik zie hoe ongelukkig hij er eigenlijk van wordt? Als ik een week lang moet kijken naar de paniek in de ogen van dat kleine jongetje, die weliswaar heel hard probeert om zich staande te houden, maar nauwelijks overeind blijft? Voor wie is dat dan eigenlijk nog leuk? Voor mij niet in ieder geval. En voor hem al helemaal niet. Dus dat noem ik dan geen vakantie.

Nu zijn we weer thuis en is de rust in het hoofd en in het lichaam van mijn zoon weergekeerd. Hij praat weliswaar enthousiast over de dingen die we gedaan hebben in Duitsland, maar ik zie hem nu pas weer ontspannen, nu alles voor zijn gevoel eindelijk weer normaal is. Nu hij zijn leven weer herkent. Ik aai hem dus maar over zijn bol, hoop dat ik hem niet teveel geweld heb aangedaan omdat ik zo nodig op vakantie moest en dat hij er ergens toch nog een heel klein beetje van genoten heeft. ‘s Avonds stop ik hem in, in zijn eigen bedje, kus zijn voorhoofd en ga beneden zitten, zoals altijd. Ik bekijk de foto’s van onze vakantie, zie de grote ogen van mijn zoon die zich op de binnenplaats van een kasteel met een paniekerige glimlach vastklemt aan mijn been. En denk dan wederom bij mezelf: nee, dit dus maar nooit meer.

Lees ook: Waarom ik het moederschap soms als een isolement ervaar.