Brenda’s nachtmerrie: wat als mijn kind ook dyscalculie heeft?

17.03.2019 18:30
Brenda's nachtmerrie: wat als mijn kind ook dyscalculie heeft?

Al op de basisschool kon Brenda werkelijk niets met cijfers. Rekenen was voor haar een onmogelijke opgave. Later bleek: ze heeft dyscalculie. Ze vreest nu al het moment dat haar oudste (3) met sommen naar huis komt.

Oma spreekt: vroeger, in de jaren ‘80 en begin jaren ‘90, wist amper nog iemand van dyscalculie. Het was het tijdperk waarin ik op de basisschool zat. Nog voel ik de knoop in mijn maag als ik denk aan al het rekenwerk dat voorbij kwam. De simpelste sommen: ik begreep niet hoe ze werkten. De tafels kon ik tenminste nog uit mijn hoofd leren, maar zelf vermenigvuldigen heb ik nooit gekund. Breuken: blinde paniek. Want hoe kan iets waar een 4 in staat, zoals in een kwart, nou kleiner zijn dan iets waar een 2 in staat, als in een helft? Vier is toch meer dan twee?! Breuken gelijk maken was voor mij al helemaal toverkunde: getallen zomaar veranderen en er dan iets onlogisch mee doen. Ik word acuut misselijk als ik eraan denk dat ik gedwongen werd daar wat zinnigs van te breien. Als ik denk aan al die uren onbegrijpelijke bijles en nablijven om mijn rekenwerkjes af te maken.

Onmacht en verdriet

Nablijven ja, tijdens de pauze of na schooltijd. Als een soort straf. Zat ik daar in een leeg klaslokaal terwijl de meester of juf alvast een nakijkronde deed zodat hij of zij thuis lekker op de bank kon ploffen. Bevroren door intens verdriet en onmacht zat ik aan mijn tafeltje naar de dansende getallen te kijken. ‘Je bent hartstikke slim, je kunt dit gewoon maar je wilt het niet.’ Dat kreeg ik altijd te horen, en dus stopte de debielenuitleg op een gegeven moment altijd en moest ik maar gewoon aan de slag. Vaak vulde ik bijna huilend lukraak wat getallen in, vouwde het werkboekje of mijn schrift dicht en smeet het op de tafel van de leraar, om me zo snel mogelijk uit de voeten te maken. Dan kreeg ik de volgende dag weer alles rood terug, compleet met vraagtekens en uitroeptekens omdat ze niet snapten dat ik het niet snapte. Werd ik weer voor het bord gezet om een staartdeling te doen, wat voor mij hetzelfde is als zonder voorkennis foutloos Russisch schrijven terwijl de hele klas toekijkt en zucht. Ik wilde op die momenten niets anders dan door de grond zakken en daar voor altijd blijven.

Nog steeds schaamte

Inmiddels ben ik 38 jaar en kan ik dat alles nog steeds niet: ik heb zelfs bijna geen basisvaardigheden onder de knie gekregen. De overtuiging dat ik dom ben, heb ik gelukkig niet meer. In de brugklas kwam een havo-advies, maar wiskunde zou ik niet redden. Dus ging ik via de mavo naar de havo, zodat ik maar één jaar wiskunde op mavo-niveau zou hoeven doen (waarbij ik ben gematst door de leraar, want het was abracadabra als vanouds). Ik heb twee hbo-studies afgerond (ai ai ai, duizend herkansingen voor statistiek en dan met de hakken over de sloot omdat ik oefenvragen herkende), heb nooit schulden gehad en werk als zelfstandige. Een rekenmachine, boekhouder en bèta-man maken dat ik dat prima kan doen. Schaamte voel ik wél nog steeds. Als ik ergens fooi moet geven bijvoorbeeld, of als de rekening van een etentje met vriendinnen gesplitst moet worden. Als ik eraan denk dat mijn kinderen op een dag uit school komen en hulp vragen bij hun sommen, voel ik acuut tranen opkomen. Ik kan ze daarbij niet helpen, misschien nog in het begin als ze rekenen met getallen onder de tien. Al gaan mijn hersenen al op standje defect als ik 7 + 8 zie. Ga ik me straks bij alledrie de kinderen weer zo’n sukkel voelen als vroeger?

Zelfbeeld

Ik hoop zo erg dat zij er zelf op z’n minst een beetje gevoel voor hebben, want: ‘Als mama het al niet kan, dan kan ik dat ook nooit leren.’ Dat zou ik als kind in elk geval denken. Want papa’s en mama’s weten alles, die hebben toch ook op school gezeten. Ze zullen me al snel ontstijgen in hun rekenkunde, dat staat vast. Papa kan ze met rekenhuiswerk helpen, dat is fijn. Ik ben zo bang dat zij ook dyscalculie hebben, opgelopen dankzij mij ook nog eens. Ik wil ze die frustratie, die zelfvertrouwen opvretende frustratie, besparen. Ik wil dat ze plezier hebben in school en zichzelf vooruit zien gaan. Dat ze niet hun hele school- en studietijd moeten draaien, liegen en tot huilens toe moeten uitleggen wát ze niet snappen aan: 5 procent is vijf honderdsten. Om daar vervolgens ook nog eens mee te moeten rekenen. Gelukkig is er inmiddels meer bekend over dit leerprobleem en is er ook vast passende hulp, maar ik blijf angstig. Voor mijn eigen gevoel en herinneringen die boven komen, maar vooral voor hun ontwikkeling en zelfbeeld.

Troostende woorden

Een leerprobleem hakt erin, dat weet iedereen met dyslexie of dyscalculie. Vooral als je verder op alle vakken wél hoge cijfers scoort. Het maakt de kans op onbegrip door je omgeving veel groter, en daarmee stijgt ook de kans dat mensen je niet serieus nemen. Respect voor al die ouders én al die kinderen die hiermee worstelen of worstelden, en die zich er niet (meer) rot om voelen. Ik heb nog eventjes om mezelf voor te bereiden op wat komen gaat, om straks met trots tegen mijn oudste te durven zeggen: ‘Lieverd, ik kan dit niet. Niemand heeft het me geleerd op een manier die bij mij paste. Maar jij kunt dit wél leren, op welke manier dan ook.’ Om af te sluiten met troostende woorden die ik zo graag had gehoord als dyscalculisch kind: ‘Ik geloof dat jij dit kunt leren, ik geloof in jou.’

Lees ook: Dyslexie, dit zijn de eerste signalen