Martijn voelt angst voor de vagina van zijn dochter

25.03.2016 18:30
bang, vagina

Martijn Adelmund (38, dichter, vader van drie dochters) vindt het nogal wat: het geslachtsdeel van zijn dochter. Doordat hij met ‘het ding’ geconfronteerd werd is hij voorgoed anders gaan kijken naar De Vagina. (Is dit herkenbaar me-to-we-mannen?).

Lees ook: Dit is hoe de Denen seksuele voorlichting geven (pas op: kan schokkende beelden bevatten)

“Pedovagifobia” – ofwel, de angst voor de vrouwelijke geslachtsdelen van een kind: het bestaat. Vrouwelijke lezers vragen zich wellicht af hoe die mollige venusheuveltjes iemand schrik kunnen aanjagen, maar ik heb het aan den lijve ondervonden. Ik durf zelfs te beweren dat de meeste volwassen mannen een milde vorm van deze afkeer herkennen, en dat is maar goed ook. ‘Kinder-voorbillen’ zijn net zoals ‘poezen van oude oma’s’ onbespreekbaar – taboe voor de gezonde jonge man. En zo hoort het. De rest van de vrouwen – uiteraard – is vrij spel.

Onlangs zag ik een documentaire over seksualiteit in de 21e eeuw, en daarin werd aan jongemannen van in de twintig gevraagd hoeveel vagina’s ze in hun leven hadden gezien. Na even rekenen (“vanaf hun twaalfde drie keer per week internetporno, zéker drie vagina’s per sessie, en dat 52 weken per jaar“) kwamen de meesten op een schokkende hoeveelheid van boven de 500. Je staat er vast niet bij stil, maar de waarheid is ontluisterend: de meeste mannen tussen de twintig en vijfenveertig zijn amateur-gynaecoloog. Ze hebben alle soorten al eens gezien, of ze nu blank zijn of donker, mager of obese, of ze nu horen bij een studente of een vrouw van middelbare leeftijd.

Ik doe niet aan dat soort smeerpijperij, laat dat duidelijk zijn. Misschien is dat juist wel het probleem, want door mijn vaderschap van dochters is mijn verhouding tot het vrouwelijke geslacht voorgoed veranderd. De vagina’s zijn gewoon niet meer hetzelfde voor me. Je voelt het gebeuren, alsof je afscheid neemt van een goede vriend. De eerste keer komt als een schok, als je het geslacht van je geliefde eenmaal uitgerekt ziet, als een soort elastiek om het hoofd van je kind. Je denkt nog, ‘dit kan ik vergeten’, ‘ik heb ergere dingen gezien op het internet.’ (noot: ik dus niet, nee écht niet)

Daarna is er die prachtige dochter, het mooiste dat je ooit is overkomen. Als je haar voor het eerst schoonmaakt ‘daar beneden’ voelt het onwennig, best eng. Maar dan begint het eindeloze luiers verschonen, in bad stoppen en billen afvegen na het plassen. En steeds is daar die mini-vagina van je dochter – waar JIJ nu dus verantwoording over draagt.
Wat een instrument! De ‘veegrichting’ is belangrijk, elk plooitje moet je schoonmaken. Je kunt je er makkelijk vanaf willen maken, maar dat bekoop je later met gekrijs en branderige roodheid – die je dan mag oplossen door met een pot Zwitsal diezelfde plooitjes te bewerken. Er valt niets aan te doen: je moet de vagina onder ogen zien.
Weg pedovagifobia.
Weg lustobject.
Mijn verhouding met de vagina is voor altijd veranderd. Sterker nog: ik denk dat ik zelfs de vrouw er omheen anders ben gaan zien. Mannen, wat is er met me aan de hand?

Lees ook: Waarom in hemelsnaam drie kinderen? Martijn vraagt het zich af…