Hoe ik eindelijk uitgeruste kinderen kreeg (en mijn avonden terug!)

16.01.2019 18:30

Janneke worstelde al een tijdje met het slaapritueel van haar peuters. En toen werd ze op het matje geroepen door de kinderopvang. Met grote gevolgen…

LEES OOK: Waarom peuters het soms ook gewoon heeeel errug zwaar hebben (!)

Ik dacht dat ik een consequente moeder was. Ik zeg ‘nee’ als ik nee en ‘ja’ als ik ja bedoel.

Ik heb altijd een strak slaapschema aangehouden en ook de dag kent zijn vaste routines. Ook mijn vriend is consequent en redelijk streng. Toch raakten we toen onze kinderen eenmaal peuters werden, de controle kwijt. Met name de controle over het bedritueel. Ineens veranderden onze peuters in kleine meesteronderhandelaars: we willen wel gaan slapen, maar pas als we eerst nog melk krijgen. En in het grote bed mogen liggen. En we willen niet twee verhaaltjes, maar drie. Of vier. Niet twee kusjes, maar zes, of honderd. En daarna willen we nog drie keer naar beneden en vervolgens alle kleren uit de commode halen, want we gaan op reis. En we willen het licht aan. Nee, het grote licht. En het licht op de gang. En 57 knuffels in ons bed. Waar is de olifant? We kunnen niet slapen zonder olifant. Nee, het maakt niet uit dat er al 56 andere knuffels in ons bed liggen. We willen de O-LI-FANT! Met blauwe sokken aan.

GEK werd ik ervan. Daarom ging ik te rade bij de verschillende opvoedmethoden.

Volgens een tijdschrift over natuurlijk ouderschap moest je gewoon zeven jaar met je kinderen in bed slapen. Want dat was zo knus en goed voor de binding. Volgens andere methoden (mijn ouders en schoonouders) moest je gewoon streng zijn en voet bij stuk houden. Ik wist het niet zo goed, mijn vriend ook niet, en samen schipperden we een beetje tussen het een en het ander. Soms streng, maar soms ook toegeeflijk. Wat niet hielp, was dat onze kinderen al sinds hun tweede geen middagdutje meer behoefden, maar op de opvang nog steevast in bed werden gelegd en daar dan de sterren van de hemel tukten. Waarna ze ’s avonds uiteraard niet meer moe waren. Een tijd lang hielp het als ik ’s avonds met ze in het grote bed ging liggen. Dan vielen ze meestal wél in slaap en vervolgens hevelden we ze over in hun eigen bed. Groot nadeel: de rest van de nacht kwamen ze er regelmatig uit – waarom lagen ze ineens in hun uppie in bed? Ze waren waarschijnlijk ook niet moe genoeg om het klokje rond te slapen.

We hebben geen avonden meer en ook de nachten worden regelmatig onderbroken.

Dan ben ik het zat. Vanaf het moment dat we besluiten tot een andere tafelopstelling lukt het me steeds beter om mijn grenzen te stellen als moeder. In de eerste plaats bij de opvang, waar ik de leidsters op het hart druk onze kinderen (inmiddels 3,5) niet meer op bed te leggen. Want de laatste tijd vallen ze daardoor niet een uur, maar rustig twee of drie uur later in slaap – soms pas tegen elven. En hierdoor zitten de peuters en wij dus al maanden in een vicieuze vermoeidheidscirkel. Als ze moe zijn, kom ik ze voortaan wel eerder ophalen, zeg ik tegen de leidsters. Daarna scherpen we thuis de slaapregels aan: slapen gebeurt op je eigen kamer in je eigen bed. Helaas leidt dit een aantal weken lang tot volslagen chaos (waarbij het tweelingescalatiesyndroom waarschijnlijk ook een rol speelt). De tweeling wil helemaal niet meer slapen en haalt alles uit de kast – letterlijk en figuurlijk – om mij weer te bewegen met ze in het grote bed te slapen. Ik hou voet bij stuk maar vooralsnog lijken de nieuwe slaapregels niet echt aan te slaan. Op de opvang vallen ze vaker wél dan niet in slaap. Wat nu? Voorgoed bezwijken voor het natuurlijk ouderschap en weer met zijn allen naar het grote bed? Of doorbijten?

Dan krijg ik op een ochtend een telefoontje van de opvang. Of ik even wil komen praten?

Onze kinderen zijn namelijk buitengewoon vermoeid de laatste tijd. De leidsters maken zich zorgen. Gaat het allemaal wel goed thuis? Oef. Mijn eerste gevoel: ik heb gefaald als moeder. Mijn tweede gevoel: misschien is zo’n gesprek zo gek nog niet. En dus doe ik op de opvang schoorvoetend mijn verhaal. Dat we het slaapbeleid proberen te wijzigen, maar nog niet heel veel succes boeken. Dat ik het ook even niet meer weet. En dat we alles al hebben geprobeerd. Er volgt direct deskundig advies. We moeten SUPER consequent zijn. En een bedritueel creëren van militaire precisie. En van dat militaire bedritueel mogen we nooit ofte nimmer afwijken. Dus niet: de ene avond twee verhaaltjes en dan de volgende avond drie. Of de ene keer twee kusjes en dan weer eens zes. En samen in bed slapen is uit den boze. Duidelijkheid boven alles. Het wordt me algauw duidelijk: de kinderopvang heeft weinig op met natuurlijk ouderschap. Ik neem het allemaal ter harte en beloof hun tips toe te gaan passen. En geef de leidsters en passant ook nogmaals mijn eigen gouden tip: leg onze peuters a.u.b. overdag niet meer in bed.

Zo slaan de opvang, mijn vriend en ik de handen ineen om een nieuw bedritueel te bedenken.

We kondigen het van tevoren aan. Voortaan krijgen jullie TWEE verhaaltjes, TWEE kusjes en TWEE knuffels. En daarna gaan jullie slapen in je eigen bed. Er mag een klein lampje aan, maar als jullie uit bed komen, dan gaat dat subiet uit. En we maken geen uitzonderingen. Het levert even wat protest op, maar dat protest duurt eigenlijk maar een minuut. Als de peuters merken dat er niemand meer naar boven komt, geven ze zich gewonnen en gaan braaf slapen. De volgende nacht ook en de nacht daarop óók. We weten niet wat we meemaken. Het duurt niet lang of we zitten gewoon weer elke avond om half acht beneden. Boven blijft het stil. Onze kinderen komen pas om zeven uur – uitgerust – hun bed uit. Op de opvang worden ze niet meer in bed gelegd, maar dat hóéft ook niet meer.

Ik moet zeggen: ik mis de gezelligheid van het samen in slaap vallen wel.

Maar wat we ervoor terug krijgen is me zoveel meer waard. Mijn conclusie: natuurlijk ouderschap is alleen geschikt voor ouders met een heel lange adem. Of in elk geval: niet voor óns. En verder: wees nooit bang om tips aan te nemen over je eigen niet-perfecte ouderschap. We zijn geen van allen perfect. Elk kind is anders en we vinden allemaal weer opnieuw het wiel uit. Dat is vermoeiend, maar gelukkig hoeven we het niet alleen te doen. It takes a village to raise a child.

LEES OOK: Waarom peuters beter geen middagdutje meer kunnen doen