Marte uit New Delhi: “Een kind is hier een soort keizer.”

04.12.2015 18:00
View of Delhi

Gisteren schreef Roosmarijn uit Singapore een brief naar haar vriendin Marte in New Delhi over de zoektocht naar een leuke preschool voor haar zoon Galen (3). Dat bleek namelijk geen makkelijke opgave, als je van mening bent dat kinderen kastijden niet zo’n goed idee is. Vandaag schrijft Marte, moeder van Bobbie (4) en Loïs (2), terug. Want in New Delhi gaat het ook bepaald niet zoals in Nederland.

Dag Roos!

Het eerste dat mij tot mijn schaamte te binnen schoot bij het lezen van je verhaal is dat deze rücksichtlose methode misschien wel geschikt zou zijn voor onze bijna 4-jarige Bobbie. Niet echt natuurlijk, en al evenmin voor ons, haar minstens zo teerhartige ouders, maar de gedachte dat een ijzeren hand haar roestvrij stalen wil misschien wat zou kunnen buigen – een heel klein beetje maar – heeft iets verleidelijks. En dan vooral dat ik het niet zelf hoef te doen. Want dat is iets wat westerse ouders maar ingewikkeld lijken te vinden: het hun kind moeilijk maken. Ongemak verdragen, frustraties hebben, de kleine en grote pijn van het bestaan in het gezicht kijken. Liever niet, en al helemaal niet voor onze kinderen.

Lees ook: Roosmarijn uit Singapore: “Opeens begrijp ik de tijgermoeder wel.”

Ik schreef er laatst een stuk over naar aanleiding van twee boeken over opvoeden, één geschreven door een Koreaanse professor en één door twee Nederlanders die onderzoek doen naar prestatie en motivatie van jongeren. Samengevat kwam het er op neer dat de Koreaanse prof de Koreaanse jeugd oproept toch vooral lekker te lummelen en hun tijgermoeder als state enemy number one te beschouwen. De Nederlandse schrijvers doen in hun boek een poging om Nederlandse ouders die lijden aan het als-ze-maar-gelukkig-zijn-syndroom ervan te doordringen dat excellentie geen enge ziekte is en dat een vleugje bootcamp in de opvoeding geen kwaad kan.

Tijgeren versus polderen – ik voel een rode draad aankomen, maar laten we niet op de zaken vooruit lopen. Ook India staat bekend om de hoge eisen die worden gesteld aan kinderen op school. Tijdens de zomervakantie zitten schoolkinderen elke dag een paar uur aan hun huiswerk en krijgen ze bijna allemaal standaard bijles. Maar er is nog iets anders aan de hand. Zo worden de meeste Indiase kinderen tot op hoge leeftijd – vijf, soms zelfs acht jaar – nog gevoerd door hun ouders of nanny. En op de vraag of hoe laat hun kinderen gaan slapen wordt gereageerd alsof het om een natuurlijk fenomeen gaat waar geen controle op kan worden uitgeoefend. Alsof je vraagt hoe vaak iemand het laat regenen op een dag.

Gedrild worden op school en thuis een keizer. Hoe die twee tegengestelde krachten zich tot elkaar verhouden heb ik nog niet kunnen doorgronden. Ik vermoed dat het verwenaspect z’n wortels heeft in het feit dat het in India heel normaal is dat je mensen dingen voor je laat doen. Op de pre-school waar we onze blonde keizerin naartoe brengen, loopt bijvoorbeeld altijd een roedel didi’s rond – didi betekent zuster in het Hindi. Een soort klassenassistenten die redderen met potten verf en natgepieste onderbroeken. Soms zie ik wel eens een kindje rondlopen met haar schoenen in haar hand, op zoek naar een didi. Eenmaal gevonden zakt de didi door de knieën met een vanzelfsprekendheid waarvan de rillingen me over de rug lopen. Het kind, soms dat van mij, laat zich gewillig de schoenen aantrekken – voetje slap, blik op oneindig – en loopt vervolgens weg zonder de didi een blik waardig te gunnen. Nu is onbeleefdheid een gave van de jeugd, en dan vooral van de jeugd onder de zeven. Maar door alle historische en sociaal-maatschappelijke connotaties die er voor mij aan kleven, vind ik het een hoogst ongemakkelijk tafereel. Het Witte Schuldgevoel noem jij dat, volgens mij. Ook een weg die we nog moeten inslaan.

Bobbie haar pre-school, die heel toepasselijk Little Senators heet, is ook verder exemplarisch voor die paradox van pamperen en drillen. Behoorlijk schools voor kinderen van drie, maar toegeeflijk jegens kleuters die zich trappend laten afleveren bij school. De onze dus. Wat ermee te maken zou kunnen hebben, is dat het schooltje in een wijk met veel ambassades ligt en de populatie dus behoorlijk internationaal is. Dat zou kunnen verklaren waarom leraren dit soort gedrag tolereren. Stiekem denk ik eigenlijk dat die leraren zelf het idee hebben het gedrag van de ouders te tolereren. Ze blijven maar benadrukken dat Bobbie ‘just fine’ is zodra wij het toneel verlaten hebben. Deden de crècheleidsters op het Amsterdamse kinderdagverblijf ook. Maar daar zat het hele lokaaltje ’s ochtends vol met voorlezende ouders. Nu zijn wij de enige die onze te forse billen in een schoolbankje klemmen om met ons bloedje nog een boekje te lezen in de hoop het naderende afscheid ietwat te verzachten. De rest van de ouders – Noors, Chinees en Pools – leveren hun grut zonder één kik af bij de deur en gaan rechtstreeks door richting de tennisbaan.

Al was er een paar maanden terug een Chinees jongetje dat onbedaarlijk snikkend door de vertrekken van de school dwaalde, met in zijn kielzog een didi die de ene kansloze troostpoging na de andere ondernam. Ik volgde het drama op de voet omdat Bobbie aan het wennen was en ik nog braaf met een boek op de trappen van de school zat te wachten. Na een paar weken was daar opeens de hele familie van het ontroostbare Chineesje. Papa, mama, grootmoeder, tante. Ze darden wat hulpeloos om het jongetje heen terwijl ze verontschuldigende lachjes rondstrooiden. Ik vond het aandoenlijk. Tot ik bedacht dat het kind een paar weken lang dagelijks uren had moeten huilen om zijn ouders zo ver te krijgen. Maak ik het mijn kind toch een stuk makkelijker.

Liefs,

Marte.

Lees ook: 7 Vragen die je je kind kunt stellen over de schooldag.