Thanks, but no thanks; hou die ballonnen lekker bij je!

30.05.2017 05:00
Thanks, but no thanks; hou die ballonnen lekker bij je!

Ken je dat, dat je met je kinderen op pad gaat en je dan uiteindelijk thuiskomt met handenvol rotzooi die je eigenlijk het liefst meteen in de prullenbak wilt gooien? Mensen kunnen het gewoon niet laten om kinderen van alles toe te stoppen. Maar alsjeblieft, kan iedereen déze dingen voortaan gewoon bij zich houden?

Lees ook: Wat je een moeder niet zult horen zeggen.

  1. Ballonnen. Echt, ballonnen moeten afgeschaft worden. Wáárom hebben ze toch overal ballonnen? Ben je eenmaal een keer ergens geweest waar ze ballonnen hebben, dan weten kinderen ze feilloos te liggen achter de toonbank bij de kassa en vertrekken zonder ballon is vervolgens nooit meer mogelijk. Bovendien heeft het niet eens zin om het te proberen, want de cassière heeft je kind al een ballon in z’n grijpgrage handjes geduwd, voor jij goed en wel ook maar iets op de loopband hebt kunnen zetten. En vervolgens loopt dat ding binnen de kortste keren leeg (drama), vliegt ‘ie weg (drama), of knapt ‘ie thuis binnen twee minuten (drama en bovendien een hartaanval voor jou). Wat mij betreft zijn ballonnen één keer per jaar geoorloofd: op de verjaardag van je kind. En zelfs dan probeer ik weg te komen met slechts drie stuks (die ik na het eerste verjaardagsliedje stiekem laat leeglopen).
  2. Stickers. Natuurlijk, heel leuk dat de dokter/tandarts/CB-arts/kapper je kind na afloop van een vervelende handeling een beloning geeft. Positief opvoeden en associëren enzo. Maar vervolgens loopt zo’n kind naar buiten met een sticker die hij nergens kwijt kan. En die dus na één windvlaag buiten wegvliegt (drama). Of op je autoruit belandt, waar je hem niet meer afgepeuterd krijgt. Of in een onbewaakt ogenblik opgegeten wordt, wat levensgevaarlijk is en waarvoor je dan dus linea recta door kunt rijden naar het ziekenhuis (waar je kind een sticker krijgt als zijn maag is leeg gepompt).
  3. Goodiebags na een feestje, of een verjaardag op het kinderdagverblijf. Wat is dat toch tegenwoordig dat je kinderen na een verjaardag blijkbaar niet meer naar huis kunt sturen zonder een goodiebag waar zelfs Paris Hilton haar vingers nog bij af zou likken? Je zit al met een hyperactieve stuiterbal thuis, omdat ‘ie teveel geglazuurde cupcakes en limonade heeft gehad en vervolgens kun je ook nog allerlei plastic autootjes of Minionpoppetjes in elkaar gaan zitten prutsen, die natuurlijk binnen een kwartier stuk gaan (drama), terwijl je kind, schuimbekkend van de suikeroverload, het familiepak zure matten dat er in dat tasje zit soldaat aan het maken is. Wat is er mis met een stukje taart, een glaasje appelsap, een speurtocht en het daarbij laten? Ik was vroeger al blij als er aan het eind van die speurtocht onder een boom een kist met mandarijnen begraven lag.
  4. Speelgoed dat stuk is. Dat je ergens op bezoek bent en je kind in een hoekje een stuk half vergaan, niet meer werkend speelgoed vindt en daar op slag verliefd op wordt (want: het is niet van hem en dús het mooiste op aarde). En dat degene waarbij je op bezoekt bent dan de barmhartige samaritaan uithangt en zegt: “Oh, neem dat maar lekker mee, hoor lieverd”. Alsof het pure onbaatzuchtigheid is, terwijl jij weet dat diegene blij is om van die rotzooi af te zijn. En vervolgens zit jij ermee. Want dat speelgoed is dus stuk. En dat is thuis dan opeens een probleem. En jij de boeman omdat je het niet kunt maken (omdat het dus stúk is). Kapot speelgoed hoort niet doorgegeven te worden, kapot speelgoed hoort in de prullenbak. Bij voorkeur niet in de mijne.
  5. Knuffels. Iedere avond voordat ik naar bed ga, ga ik nog even bij mijn kinderen kijken. Niet om nog even over hun engelachtige snoetjes te aaien, of stil in een hoekje te genieten van de aanblik van mijn slapende hartelapjes, maar om ze uit te graven onder de enorme berg knuffels in hun bed, ter voorkoming van ernstig zuurstofgebrek. Waar al die pluche beesten vandaan komen, weet ik eigenlijk niet precies, maar op de één of andere manier vermenigvuldigen ze zich in rap tempo. Ik vermoed dat ze van kinderdagverblijven, BSO’s en van de stoffige zolders van opa’s en oma’s en andere familieleden vandaan komen, omdat mensen in de veronderstelling zijn dat kinderen nooit genoeg knuffels kunnen hebben. Een opvatting die overigens gedeeld wordt door mijn kinderen, maar veel minder door mij, aangezien je met de hoeveelheid beesten die wij inmiddels in huis hebben een heel continent aan weeskinderen blij zou kunnen maken en ik daarnaast het vermoeden heb dat er zich in die tweedehands beesten allerhande korsten, resten en bacteriën schuil houden waar we potentieel Ebola van zouden kunnen oplopen.
  6. Snoep. Ik heb weleens een postbode gehad die enthousiast zakjes winegums aan mijn kinderen begon uit te delen, zonder eerst gevraagd te hebben of dat wat mij betreft oke was. Ik vond het dus niet oke. Niet eens zozeer omdat ik een zeikerige moeder ben, maar voornamelijk omdat mijn kinderen nauwelijks geleerd hadden fatsoenlijk te kauwen en één van hen bovendien zo ongeveer allergisch is voor álles en die postbode haar dus eigenlijk net zo goed rattengif had kunnen geven. Waarom hebben mensen toch de neiging om kinderen vol te stoppen met allerhande etenswaren? Is het dan echt nodig om ze naar buiten te sturen met een bordje met ‘Gelieve niet te voederen’ om hun nek?

Mensen, echt, heel lief allemaal. Maar sorry, thanks, but no thanks.

Lees ook: 20 Ehm…bijzondere momentjes tijdens een bezoek aan het Consultatiebureau.