Lieve wanhopige peutermoeder: hou vol, het is een fase

19.01.2023 07:00

Vala kwam een wanhopige peutermoeder tegen in het winkelcentrum en kon niet anders dan haar een hart onder de riem steken. Want leven met een peuter is geen sinecure.

Het was op zo’n zeldzame middag dat ik in mijn eentje boodschappen kon doen. Zo’n middag die voor een moeder bijna voelt als een uitje. Superrelaxed kwam ik de supermarkt uit gewandeld toen ik een oorverdovend gekrijs hoorde. Even dacht ik dat iemand bezig was een zak met katten tegen een muur te slaan, maar toen zag ik een klein meisje op de grond liggen. Ongeveer 3 jaar schatte ik haar en haar popperige gezichtje was verwrongen in een boze grimas. Woest trappelde ze met haar beentjes terwijl ze onophoudelijk woest gebrul uitstootte, met af en toe een langgerekte “NEEEEEEE MAMAMAAAAAAA! NEEEEEEEE!!!!!!” er tussendoor. De moeder in kwestie stond vlak naast haar, met hangende schouders, een volle boodschappentas naast haar op de grond en een verslagen blik in haar ogen. “Kom Fien, nu is het klaar, we gaan naar huis” zei ze, duidelijk voor de zoveelste keer. Maar Fien vertikte het en zette haar geschreeuw onverminderd voort. En mama stond erbij en keek ernaar. Wanhopig en beschaamd. Ze voelde zich de slechtste moeder van de wereld.

LEES OOK: 25 Toptips voor ouders van peuters.

Schuimbekkend sujet

Dat weet ik omdat ik zelf ooit die wanhopige peutermoeder was. Iedere moeder is die wanhopige peutermoeder geweest. Peuters zijn duivels op hele korte pootjes en hun hoorntjes komen op de meest onhandige momenten opzetten. Bij voorkeur en plein public, als jij als een rat in de val zit en niks anders kan dan de stille veroordeling van de goegemeente over je heen laten komen. En veroordeling is er. Van mensen zonder kinderen, mensen met brave kinderen, oudere mensen die verdrongen hebben dat hun eigen kinderen ooit zulke dingen deden, criminelen, dakloze drugsverslaafden, honden; van iedereen dus eigenlijk. Ze zeggen niks, maar je leest de afkeuring in hun ogen. Het enige dat je dan wilt, is dood. Per direct verzwolgen worden door de aarde, zodat je maar niet geassocieerd hoeft te worden met dat schuimbekkende sujet daar op de grond van het overvolle winkelcentrum op zaterdagmiddag, krijsend met het volume van een misthoorn omdat-ie niet naar de speelgoedwinkel mocht, of omdat je hem verboden hebt in de supermarkt een familiepak bokkenpoten open te scheuren. En het ergste is, stiekem geloof je al die mensen die met opgetrokken wenkbrauwen langs je heen lopen. Omdat je denkt: een kind dat zich zo gedraagt, is gewoon een kutkind. En dat is mijn schuld.

Kutkinderen

Inmiddels weet ik dat peuters per definitie kutkinderen zijn. Dat dat hun eigen schuld is, omdat zij zo nodig bij alles hun kont tegen de krib moeten gooien. Ik ben ondertussen drie peuters verder en weet dat je je helemaal drie slagen in de rondte kunt opvoeden, maar dat er tegen peutergeweld niks opgewassen is. Het is vooral een kwestie van je ziel in lijdzaamheid bezitten en wachten tot de storm is overgewaaid. Als je geluk hebt verkeer je niet al te lang in zwaar weer, maar het kan zijn dat je in een tornado terechtkomt en dan kun je weinig anders dan je schrap zetten en naderhand puinruimen en weer opbouwen. Maar uiteindelijk waait het over. Momenteel is mijn laatste kind net peuter-af en als zij weer eens in het openbaar fullblown exorcist ging en opruiende teksten begon uit te kramen en groen slijm begon te braken ging ik er gewoon naast zitten. Speelde ik een rondje Candycrush op mijn telefoon en knikte vriendelijk naar de starende voorbijgangers. Omdat ik wist: het is een fase.

Het ligt niet aan jou, het ligt aan je kind

Hoe klein zo’n kind ook is, het kan je tot grootse wanhoop en frustratie drijven en je enorm aan jezelf laten twijfelen. Het laatste wat je dan nodig hebt zijn de oordelen van andere mensen. Daarom besloot ik die middag naar de moeder van Furieuze Fien toe te lopen en tegen haar te zeggen dat het allemaal goed zou komen. Dat het niet aan haar lag, maar aan Fien. Omdat Fien een kutkind is, net zoals alle peuters. Net zoals mijn kinderen dat waren. Dat het niet aan haar ligt. Dat ze straks thuis maar een groot glas wijn moest drinken. Verbijsterd staarde ze me aan. Maar toen brak er een opgeluchte glimlach door op haar gezicht. “Oke…” stamelde ze en de spanning viel een beetje van haar af. “Zeg, Fien” zei ik toen tegen de peuter op de grond, “ga jij eens even gauw staan en met je mama mee.” Het arme kind schrok zich de vinkentering en wist niet hoe snel ze op moest staan. Ik keek ze na terwijl ze samen wegliepen, hun silhouetten in de zon als de belichaming van elke moeder en haar peuter. En kon alleen maar denken: hou vol, mama. Hulde aan alle peutermoeders. Want wat een kutkinderen, die peuters.    

LEES OOK: Lief blijven terwijl je peuter je slaat, hoe doe je dat?